Inhoudsopgave
Advertenties
4. BEDIENINGSELEMENTEN
1) Motorschakelaar
Om de motor te starten en te stoppen.
Positie schakelaar:
UIT: Om de motor te stoppen. Sleutel kan worden verwijderd/geplaatst.
AAN: Om de motor na het starten te laten lopen.
STARTEN: Om de motor te starten door de startmotor te draaien.
Met elektrische starter
Zonder elektrische starter
Zet de sleutel terug in de stand AAN zodra de motor is gestart. Gebruik de starter niet langer
dan 5 seconden per keer. Als de motor niet wil starten, laat u de schakelaar los en wacht u 10
seconden voordat u de starter opnieuw gebruikt.
2) Terugloopstarter
Om de motor te starten, trekt u licht aan de starterhandgreep totdat weerstand wordt gevoeld
en vervolgens trekt u er krachtig aan.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de starter niet tegen de motor terugkaatst. Breng hem voorzichtig terug
om schade aan de starter te voorkomen.
3) Brandstofklep
De brandstofklep bevindt zich tussen de brandstoftank en de carburateur. Wanneer de
klephendel in de AAN-stand staat, kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur
stromen. Zorg ervoor dat de hendel terug naar UIT wordt gezet nadat de motor is
uitgeschakeld.
11
Advertenties
Inhoudsopgave
