Inhoudsopgave
Advertenties
Parameter
Pulsintensiteit (PI)
Achtergrondintensiteit (BKG)
Meetduur
Pulsstart (PO)
Pulsduur (PD)
Gereedmaken van de patiënt en de omgeving
•
Zet de plafondverlichting uit of lager voordat u
met de meetscan begint zodat de kamer donker
is (als een maximale pupilgrootte is gewenst).
•
Vraag de patiënt om met het niet te meten oog te
kijken naar een klein doelobject (bv. een wandkaart
of zwak knipperlicht dat ten minste 3 meter is
verwijderd). De operator mag niet in de zichtlijn
tussen de patiënt en het verre doel staan.
•
Vraag de patiënt om het hoofd recht en beide ogen
wijd open te houden tijdens het richten en het
meten. In sommige gevallen, als het richten moeilijk
De metingen moeten plaatsvinden terwijl het startscherm van de pupillometer (afb. 22) is geopend. Op het
startscherm worden de datum en tijd, de patiëntcode en het actieve protocol weergegeven: Bv.: 'Protocol1
(Pos. PLR)' = positieve pulsprikkel, 'Protocol2 (Static)' = Onbeperkte prikkel, 'Protocol3 (Inf)' = langdurig.
Op het scherm moet de tekst 'READY TO SCAN' worden weergegeven.
NeurOptics® PLR®-4000-pupillometersysteem – Gebruiksaanwijzing ©2023 NeurOptics, Inc.
Beschrijving
Gebruik deze instelling om de intensiteit van de lichtprikkel te wijzigen. De
eenheden voor de lichtafgiftesterkte zijn radiometrisch en worden als microwatts
(μW) vermeld. Er zijn vijf verschillende intensiteiten beschikbaar voor de PI: 0 μW, 1
μW, 10 μW, 50 μW, 121 μW en 180 μW.
Gebruik deze instelling om de intensiteit van de achtergrondverlichting te wijzigen.
Voor een protocol met positieve pulsprikkeling moet de achtergrondintensiteit
kleiner zijn dan de pulsintensiteit; voor een protocol met statische prikkel moet de
achtergrondintensiteit gelijk zijn aan de pulsintensiteit.
Gebruik deze instelling om de meetduur te wijzigen (van minimaal 3 seconden tot
maximaal 24 seconden).
Gebruik deze instelling om de vertraging voor het begin van de lichtprikkel (puls)
te wijzigen.
Gebruik deze instelling om de duur van de lichtprikkel (puls) te wijzigen
(van minimaal 0,03 seconden tot de gehele duur van de meting).
wordt, kan het nodig zijn om het oog van de patiënt
met uw vinger voorzichtig open te houden.
•
De operator moet het instrument onder een rechte
hoek ten opzichte van de zichtas van de patiënt
houden, en kanteling van het instrument moet tot een
minimum worden beperkt (afb. 21).
•
Het kan voor de operator nuttig zijn om zich op
dezelfde hoogte als de patiënt te bevinden tijdens het
verrichten van de scan, om kanteling tot een minimum
te beperken. Zo nodig kunnen de patiënt en de operator
naar elkaar gericht zitten tijdens het richten en meten.
Afb. 21
Afb. 22
7
Advertenties
Inhoudsopgave
