5-3-3. Flitsvermogen regelen
Om het vermogen te kunnen regelen, moet u Radio
Triggering Mode en ControlTL
instellingen activeren.
* Zorg dat de T en ISO instellingen correct staan ingesteld
alvorens het flitsvermogen bij te sturen en opnieuw te
meten.
1. Toets op de meetmethodeknop en vervolgens op
het
icoon om de radiotriggering methode te
activeren en terug te keren naar het meetscherm.
2. Druk op het vermogenicoon (
3. Flitsintensiteit regelen voor ControlTL
* Stel ControlTL
a. Toets de ControlTL
om A, B, C te selecteren.
b. Het vermogensregister ④ en -waarden ③
worden geactiveerd naargelang zone A, B, C is
geselecteerd. De huidige waarde staat bovenaan
c. Gebruik de +/- symbolen om het vermogen bij
te regelen.
d. Herhaal stap (a) tot en met (c) voor andere
zones en instelwaarden.
e. Door de meetknop in te drukken wordt het
diafragma voor elke zone ⑤ weergegeven.
f.
Het totale diafragma wordt weergegeven in ⑧.
g. Druk op het ⑦ pilootlampsymbool
de pilootlampen van de flitsers aan of uit te
schakelen.
h. Druk op het radiotriggersymbool ⑨ om terug te
keren naar het meetscherm.
4. Zones van standaard kanalen kunnenaan/
uitgeschakeld worden voor frequentie 17-32. Voor
frequenties 1 tot 16 kunnen de ontvangers aan/
uigeschakeld worden door de [CL] toets ②.
5. Let op dat kanalen en zones tussen meter en
ontvangers overeenstemmen.
in de persoonlijke
®
)
①
en Standard vooraf in. (p.39)
®
zone knoppen ⑥ onderaan
®
.
®
om
ControlTL
& zone
40
Measuring Screen
(Radio Trigger mode)
①
Vermogen instellen
(ControlTL
+
®
Standaard 17~32 kanalen)
③
④
⑤
⑥
Vermogen instellen
(ControlTL
+
®
Standaard 1~16 kanalen)
Standaard
kanaal
®
kanaal & zone
gemeten waarde (f-stop)
instellingen
⑨
②
⑧
⑦
②
% flitslicht