De scherpstelling aanpassen
Scherpstellen op een geselecteerd gebied
U kunt scherpstellen op een gebied dat u hebt geselecteerd.
1
Druk in de opnamemodus op [
2
→ Scherpstelgebied → Keuze AF.
Selecteer
3
Druk op [
] om terug te gaan naar de opnamemodus.
4
Druk op [
] en draai de navigatieknop of druk op [
/
/
/ ] om het kader naar het gewenste
gebied te verplaatsen.
Instellen
5
Druk op [
] of op de [Ontspanknop].
6
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
Druk op [
] om het scherpstelgebied te wijzigen.
•
Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk om de opties voor
gezichtsdetectie, serieopnamen, Smart zoom en Smart filter in te stellen.
].
Opnameopties
Meebewegende autofocus gebruiken
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Druk in de opnamemodus op [
2
→ Scherpstelgebied → Tracking AF.
Selecteer
3
Druk op [
] om terug te gaan naar de
opnamemodus.
4
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk op [
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
•
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
•
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
•
Een groen kader betekent dat het onderwerp scherp in beeld
is wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt.
5
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
80
].
].