2.3 Displayverlichting
Bij een geringe omgevingsverlichting wordt de displayverlichting automatisch ingeschakeld als op een toets wordt
gedrukt. Na 10 seconden wordt de verlichtingsintensiteit met 50% verminderd. Indien binnen 20 seconden geen
verdere toets wordt ingedrukt, schakelt de verlichting uit.
AANWIJZING
De displayverlichting verbruikt extra stroom. Daarom dient bij frequent gebruik rekening te worden gehouden met een
kortere levensduur van de batterij.
2.4 Werkingsprincipe
De afstand wordt gemeten langs een uitgezonden lasermeetstraal tot aan de plaats waar de straal een reflecterend
vlak raakt. Het meetdoel is met de rode lasermeetpunt duidelijk te identificeren. Het meetbereik is afhankelijk van het
reflectievermogen en de oppervlaktestructuur van het meetdoel.
2.5 Meetprincipe
Het apparaat verstuurt via een zichtbare laserstraal pulsen die door een object worden gereflecteerd. De looptijd van
de laserstraal is een maat voor de afstand.
Door dit meetprincipe kunnen zeer snelle en betrouwbare afstandsmetingen op objecten zonder speciale reflector
worden uitgevoerd.
2.6 Standaard meetweergave
De standaard meetweergave wordt altijd geactiveerd als het apparaat met de aan/uit-toets wordt ingeschakeld.
2.7 Displaysymbolen
Temperatuur
Ongunstige signaalomstandigheden
Algemene hardwarestoringen
2.8 Toetsen
Aan / Uit-toets
Meettoets
Plustoets
Mintoets
Oppervlaktetoets
Temperatuur te hoog (>+50
°C) / te laag (<-10 °C)
Te weinig reflecterend laser-
licht
Het apparaat uit- en inschakelen en wanneer de storing niet is opgehe-
ven contact opnemen met het Hilti-servicestation.
Het apparaat wordt ingeschakeld door de toets kort in te drukken.
Het menu wordt geactiveerd door de toets lang in te drukken.
Het apparaat wordt uitgeschakeld door de toets kort in te drukken.
Activeert de laser.
Start de afstandsmeting.
Activeert het continu meten (circa 2 s ingedrukt houden).
Stopt het continu meten.
Activeert het optellen van afstanden en oppervlakken.
Afstanden worden in de standaard meetweergave opgeteld.
Oppervlakken worden in de Oppervlaktefunctie opgeteld.
Activeert het aftrekken van afstanden en oppervlakken.
Afstanden worden in de standaard meetweergave afgetrokken.
Oppervlakken worden in de Oppervlaktefunctie afgetrokken.
Activeert de functie Oppervlaktemeting.
Indien meetwaarden beschikbaar zijn: worden alle meetwaarden gewist
en wordt de functie opnieuw gestart.
Indien geen meetwaarden beschikbaar zijn: beëindigt de functie Opper-
vlaktemeting.
Apparaat laten afkoelen resp. laten op-
warmen
Meetafstand > 50 mm vanaf de voor-
kant aanhouden; optiek reinigen; tegen
andere oppervlakken meten of doelplaat
gebruiken
nl
89