len of om meerdere deelafstanden samen te voegen tot
een totale afstand.
1.
Druk op de meettoets (de laserstraal is ingescha-
keld).
2.
Richt het apparaat op het richtpunt.
3.
Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
(de laser schakelt uit).
4.
Druk op de toets om op te tellen. In de middelste
regel voor de tussenresultaten wordt de eerste af-
stand en in de onderste regel wordt een plusteken
geschreven (de laser schakelt in).
5.
Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
6.
Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de onderste regel voor de tussenresultaten. Het
resultaat van de optelling wordt weergegeven in de
resultaatregel.
De actuele afstandssom staat altijd in de resultaat-
regel.
Zo gaat u te werk tot alle afstanden zijn opgeteld.
7.
Om de optelling te beëindigen, meet u eenvoudig
een afstand zonder van tevoren de plustoets te
gebruiken.
Alle eerdere meet- en berekeningsresultaten staan
in de tussentijdse aanduidingen.
8.
Om te weergave te wissen op de C-toets drukken.
7.3 Afstanden aftrekken
-
0.625
Enkele afstanden kunnen eenvoudig worden afgetrokken,
om bijv. de afstand van de onderkant van een buis
tot het plafond te bepalen. Hiervoor wordt de afstand
van de vloer tot de onderkant van de buis afgetrokken
van de afstand tot het plafond. Wordt daarbij nog de
buisdiameter afgetrokken, dan verkrijgt men het resultaat
van de tussenafstand bovenkant buis tot het plafond.
1.
Druk op de meettoets (de laserstraal schakelt in).
2.
Richt het apparaat op het richtpunt.
3.
Druk op de meettoets. De eerste afstand wordt
gemeten en weergegeven (de laser schakelt uit).
4.
Druk op de toets om af te trekken. In de middelste
regel voor de tussenresultaten wordt de eerste af-
stand en in de onderste regel wordt een minteken
geschreven (de laser schakelt in).
5.
Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
3.947
m
m
3.322
m
6.
Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de onderste regel voor de tussenresultaten.
Het resultaat van het verschil wordt weergegeven in
de resultaatregel.
Het actuele afstandsverschil staat altijd in de resul-
taatregel.
Zo gaat u te werk tot alle afstanden zijn afgetrokken.
7.
Om de aftrekking te beëindigen, meet u eenvou-
dig een afstand zonder van tevoren de mintoets te
gebruiken.
Alle eerdere meet- en berekeningsresultaten staan
in de tussentijdse aanduidingen.
8.
Om de aanduiding te wissen op de C-toets drukken.
7.4 Oppervlakken meten
67.784
67.784
De afzonderlijke stappen voor de oppervlaktemeting wor-
den door de betreffende afbeelding op het display on-
dersteund. Om bijvoorbeeld het vloeroppervlak van een
vertrek te bepalen, wordt op de volgende manier te werk
gegaan:
1.
Om de functie Oppervlakken te activeren op de
Oppervlaktetoets drukken.
AANWIJZING Na het starten van de functie "Op-
pervlakken" is de laserstraal al ingeschakeld.
2.
Richt het apparaat op het richtpunt.
3.
Druk op de meettoets.
De breedte van het vertrek wordt gemeten en weer-
gegeven.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de lengte van het vertrek te meten.
4.
Richt het apparaat op het volgende richtpunt voor
de lengte van het vertrek.
5.
Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten, het oppervlak
direct berekend en in de resultaatregel weergege-
ven.
Beide afstanden die voor de oppervlakteberekening
zijn gebruikt, staan in de regels met de tussenre-
sultaten en kunnen na het meten eenvoudig worden
genoteerd.
m
m
5.489
5.489
12.349
12.349
m
m
2
3
m
m
nl
97