4. Start de motor
Met terugloopstarter:
Draai de brandstofschakelaar naar de AAN-stand.
Trek aan de starterhandgreep tot de compressie voelbaar is en trek er dan stevig aan.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de starterhandgreep niet tegen de motor terugkaatst. Breng hem
voorzichtig terug om schade aan de starter of de behuizing te voorkomen.
Met elektrische starter: (optionele kit)
Draai de motorschakelaar naar de START-stand en houd hem daar gedurende 5 seconden of
tot de motor start.
OPMERKING
Als de startmotor langer dan 5 seconden wordt gebruikt, kan de motor beschadigd
raken. Als de motor niet wil starten, laat u de schakelaar los en wacht u 10 seconden
voordat u de starter opnieuw gebruikt. Als de snelheid van de startmotor na een
bepaalde tijd daalt, betekent dit dat de accu moet worden opgeladen.
Wanneer de motor start, laat u de motorschakelaar terugkeren naar de AAN-stand.
1. Draai de chokehendel of duw de chokestang naar de OPEN-stand terwijl de motor wordt
opgewarmd.
De motor stoppen
Bij een noodgeval:
Om de motor in geval van nood te stoppen, zet u de motorschakelaar in de UIT-stand.
Bij normaal gebruik:
1. Zet de wisselstroomonderbreker in de UIT-stand. Koppel de oplaadkabels van de accu los.
2. Draai de brandstofschakelaar naar de UIT-stand.
3. Draai de brandstofklep naar de UIT-stand.
7. ONDERHOUD
Goed onderhoud is essentieel voor een veilige, zuinige en probleemloze werking. Het zal ook
helpen luchtvervuiling te verminderen.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevat het giftige koolmonoxide. Zet de motor uit voordat u onderhoud
uitvoert. Als de motor moet draaien, zorgt u ervoor dat het gebied goed geventileerd is.
19