5 Informatie voor elektromonteurs
5.1 Montage en elektrische aansluiting
GEVAAR!
Elektrische schok bij aanraken van onderdelen die onder spanning staan.
Elektrische schokken kunnen dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Voorafgaand aan werk aan het apparaat alle bijbehorende installatieautomaten vrijschake-
len. Spanningvoerende delen in de omgeving afdekken!
Apparaat aansluiten en monteren
(7) Netvoedingsaansluiting
(8) Busaansluiting
(9) Programmeer-LED
(10) Programmertoets
(11) Aansluiting Ext.
(12) reset-toets
(13) Reset-LED
(14) USB 2.0 aansluiting
(15) Ethernet-aansluiting
i Aanbeveling: Voor optimale aflezing op ooghoogte monteren.
Montage in inbouwbehuizing .
i Programmeertoets en -LED zijn alleen vanaf de achterzijde van het apparaat toegankelijk. Wanneer mo-
gelijk het fysische adres vóór de uiteindelijke montage in het apparaat laden (zie hoofdstuk 5.2. Inbedrijf-
name).
o
Inbouwbehuizing op de juiste plaats – horizontaal of verticaal uitgelijnd – in de wand monteren. Horizon-
tale montage: Pijl BOVEN TOP wijst naar boven. Verticale montage: Pijl BOVEN TOP wijst naar links.
Busleidingen en 230 V-leidingen door de aanwezige doorvoeren trekken.
o
De meegeleverde slang over de ommantelde netspanningsaders trekken.
o
Netspanning AC 230 V ~ op klem (7) aansluiten.
o
Busleiding op klem (8) aansluiten.
De Ethernet-aansluiting (15) dient voor de aansluiting op het IP-netwerk, samen met de meegeleverde
Ethernet-adapterstekker en de Ethernet-adapterleiding.
Let op de juiste kleurtoewijzing van de aders, EIA/TIA-568-A of -B. Dit is te vinden in de documentatie van
de geïnstalleerde netwerkcomponenten en -router.
14
Afbeelding 3: Achterzijde