2. Papier plaatsen
Enveloppen plaatsen
In dit hoofdstuk vindt u informatie en aanbevelingen over enveloppen.
• De binnenkant van het apparaat kan erg heet zijn. Raak onderdelen met de sticker "hot
surface" (heet oppervlak) niet aan. Als u dit wel doet, kunt u zich mogelijk verwonden.
• Bepaalde interne onderdelen van dit apparaat worden erg heet. Wees daarom voorzichtig
wanneer u vastgelopen papier verwijdert. Als u de onderdelen wel aanraakt, kunt u
brandwonden oplopen.
• Bevestig het envelophulpstuk voordat u enveloppen in lade 1 plaatst. Breng het ronde uitsteeksel
aan de achterkant van het envelophulpstuk op een lijn met het gat in de bodemplaat van de
papierlade en duw het hulpstuk naar beneden tot u een klik hoort en het hulpstuk stevig aan de
bodemplaat is bevestigd.
• Gebruik geen vensterenveloppen.
• Enveloppen, in het bijzonder met lijm op de flappen, kunnen aan elkaar plakken. Waaier de
enveloppen uit voordat u ze plaatst. Als de enveloppen nog steeds aan elkaar plakken, plaats ze
dan één voor één. Voor de enveloptypen die voor deze printer gebruikt kunnen worden, zie
Pag. 34 "Specificaties papierformaat" en Pag. 37 "Specificaties papiertype".
• Er kunnen papierstoringen optreden, afhankelijk van de lengte en vorm van de flappen.
• Plaats enveloppen met hun flappen open in de printer. Plaats alleen enveloppen met de flappen
gesloten als de flappen bij aankoop gesloten zijn.
• Geef bij het plaatsen van enveloppen met de flap open een aangepast formaat op. U kunt alleen
met een standaard envelopafmeting afdrukken als u afdrukt op enveloppen met gesloten flappen.
• Voordat u enveloppen plaatst, drukt u ze naar beneden om lucht eruit te laten en de vier randen
glad te maken. Strijk de voorste randen (de randen die de printer ingaan) van de enveloppen met
een potlood of liniaal glad voordat u de enveloppen plaatst.
52
DSE840