Installatie van de bedieningseenheid
De bedieningseenheid mag alleen in een droge ruimte
geïnstalleerd en gebruikt worden.
De bedieningseenheid is met batterijvoeding uitgerust en communiceert draadloos met
het weerstation.
Vermijd bij de keuze van de montageplaats van de bedieningseenheid directe
zonbestraling, hierdoor kan de meting van de binnentemperatuur foutief zijn. De
betrokken sensor is in het onderste gedeelte van de bedieningseenheid ingebouwd.
Om dezelfde reden mag de bedieningseenheid niet over een verwarmingselement
gemonteerd worden. Let er a.u.b. op, dat geen directe luchtstroom van een venster of
deur de meetwaarden negatief kan beïnvloeden.
18