Shutter Speed (sluitersnelheid) – hiermee bepaalt u hoe lang de sluiter open blijft.
Een pictogram met een bibberende hand
(Plaats de camera op een statief als u lage sluitersnelheden gebruikt.)
Exposure Compensation (belichtingscompensatie) – hiermee past u handmatig
de belichting aan (+/-2,0 in stappen van 0,3); geschikt voor opnamen met tegenlicht of
niet-gangbare opnamen. Als de foto te licht is, dient u een lagere instelling te kiezen.
Als de foto te donker is, dient u een hogere instelling te kiezen.
Flash Compensation (flitsercompensatie) – hiermee bepaalt u de helderheid van
de flitser met als maximumwaarde ± 1,0 in stappen van 0,5 (-1,0, -0,5, 0,0, +0,5, +1,0).
U dient zich binnen het flitsbereik te bevinden. Niet beschikbaar als de flitserinstelling op
Off (uit) staat.
ISO – hiermee stelt u de lichtgevoeligheid van de camerasensor in. Hogere instellingen
zijn gevoeliger voor licht, maar kunnen ongewenste ruis veroorzaken in een foto. U kunt
ISO 800 alleen gebruiken als het fotoformaat op 1,2 MP is ingesteld (zie
Instellingen voor de modi P, A, S, M of C1, C2, C3 wijzigen
Met de modi P, A, S, M en C stelt u het f-getal (diafragma), sluitersnelheid,
belichtingscompensatie en flitsercompensatie in.
Opties in de modi P, A,
S, M en C
Wit – instelbaar
Grijs – niet-instelbaar
Geel – aanpasbare waarde
Rood – buiten bereik
www.kodak.com/go/support
waarschuwt dat de sluitersnelheid laag is.
1 Zet de keuzeschakelaar in de modi P, A, S, M of C1,
C2, C3.
2 Gebruik de opdrachtkiezer en de Set-knop
(instellen):
Draai de opdrachtkiezer om de selectiepijl
■
tussen de beschikbare instellingen te
verplaatsen.
OPMERKING: Kies voor de modi C1, C2 of C3
de aangepaste belichtingsinstelling (PASM) in
het menu
Druk op de Set-knop (instellen) om een
■
instelling te openen.
Draai de opdrachtkiezer om de instelling aan te
■
passen en druk op de Set-knop (instellen) om
de instelling te bevestigen.
Meer camerafuncties
, zie
pagina
52.
pagina
44).
39
NL