Als de bekabeling niet afgeschermd of getwist is, kunnen er EMC invloeden optreden bij
langere lengtes, zeker in industriële omgeving.
Houdt de thermostaat bekabeling altijd gescheiden van voedingskabels en andere 230V kabels.
Het niet volgen van deze richtlijnen kan ertoe leiden dat de installatie slecht
functioneert en kan eventueel zelfs leiden tot een defect in het toestel of
thermostaat.
Let op dat de thermostaat niet in de buurt van antennes van interne communicatie
netwerken gemonteerd wordt. Deze zenden stralen uit waar de thermostaat last
van kan hebben. Het kan leiden tot ontregeling van de thermostaat. Houd altijd
enige meters afstand.
Bij het plaatsen en aansluiten van de ruimtethermostaat dient men de volgende zaken die van
invloed zijn op de correcte meting van de ruimtetemperatuur en dus op de goede werking van
de thermostaat, in acht te nemen:
Plaats de thermostaat in een ruimte op een plaats waar de lucht ongehinderd langs kan
•
circuleren. Let hierbij op dat de in de winter laagstaande zon niet direct op de thermostaat
kan schijnen. Ook is de plaatsing in of nabij de warme luchtstroom van het toestel niet
wenselijk. Vermijd plaatsing op een koude buitenmuur, plaats de thermostaat op een
binnenmuur, vrij van tocht.
Plaats de thermostaat nooit in de warme luchtstroom welke uit het toestel komt.
•
5.3.4 Zekeringen
Het toestel bevat 2 zekeringen op de besturingsunit van het toestel:
F1 en F2 zijn in respectievelijk in de fase en in de nul van de voeding het toestel geplaatst.
•
Vervang deze zekeringen alleen door hetzelfde type; 5AT.
5.4 Luchttoevoer / verbrandingsgasafvoer
De installatie van de luchttoevoer en verbrandingsgasafvoer moet voldoen aan NEN 1078 en /of
NEN 2078.
Alleen de meegeleverde gecombineerde muur- of dakdoorvoer mag worden gebruikt. Deze zijn
nl. gekeurd mét het toestel. Zie installatie tekeningen.
De luchtverwarmer is een VR-toestel. Sluit daarom nooit een HR afvoer aan op het toestel. Dit
kan blijvende schade veroorzaken.
Gebruik alleen pijpen en bochten voor overdruk met profiel afdichtringen in dezelfde diameter
als het toestel.
5.4.1 Maximale lengte
De maximale leidinglengte tussen toestel en afvoercombinatie is 9m voor zowel af- als toevoer.
Reken elke 90° bocht als 1,5m en elke 45° bocht als 1m rechte pijp. Wordt de weerstand in toe/
afvoersysteem te groot, dan zal de belasting van het toestel teveel zakken.
5.4.2 Condens in het afvoersysteem
Tijdens het opwarmen van het toestel kan condens ontstaan in de afvoerpijp van de installatie.
Deze condens zal weer verdampen als het toestel langere tijd brandt.
Bij gestrekte afvoerlengte groter dan 4m wordt blijvend condens gevormd. Hierdoor zal het
nodig zijn de afvoerbuizen te isoleren of een condensafvoer te monteren. Zorg ervoor dat het
condens niet in het toestel terug kan stromen.
Ongeïsoleerde maximale gestrekte afvoer lengte is 4 meter (bochten niet berekend)
Maximale lengte toevoer of afvoer (geïsoleerd) is 9 meter. (bochten berekenen)
Bij verticale uitmonding moet de kap min. 0,5m boven het dakvlak uitsteken. Let ook op hinder
in verband met o.a. voorzieningen van ventilatielucht of andere aanzuigopeningen.
In geval van verbrandingslucht direct betrokken uit de opstellingsruimte (B23), moet de
luchtinlaat op het toestel voorzien worden van één bocht van 90° . (aanrakingsgevaar
Instructieboek Premix Luchtverwarmer type XR 10 t/m 60
(NL 92h)
Pagina 8/20