5.4
SPECIALE PROCEDURES MOTOR
5.4.1
Toerental afstellen
Het toerental is ingesteld door de fabriek en dient in
beginsel niet te worden veranderd. Echter na het inlopen
zou een kleine aanpassing nodig kunnen zijn. Het
toerental en de frequentie zijn feitelijk gelijk. Men kan de
frequentie meten met een frequentiemeter. Voor men het
toerental bijstelt moet echter worden vastgesteld of er
geen externe oorzaak is voor het afwijkend toerental.
Whisper 10 Ultra: Als het toch nodig blijkt te zijn om het
toerental bij te stellen dan kan dit alleen gedaan worden
met behulp van een interface naar een computer en
speciale software. Neem hiervoor contact op met uw
Mastervolt leverancier.
Whisper 8 Ultra:. Het toerental is afgesteld op nominaal
1500 RPM (50 Hz). Een terugval in toeren van 5% onder
volle belasting is acceptabel. Daarom moet de motor
onbelast op 1575 RPM = 52,5 Hz worden afgesteld. In
geen geval mag het toerental onder volle belasting verder
wegzakken dan 1470 RPM = 49 Hz. Alleen als er geen
oorzaak voor het afwijkend toerental kan worden
vastgesteld, kan een correctie worden uitgevoerd.
2 = instelschroef toerental
Afb. 23
Het is belangrijk de juiste instelschroef te identificeren; afb.
23 laat de instelschroef zien. Borg de instelschroef met de
borgmoer.
NL / WHISPER 8 & 10 ULTRA / December 2009 / Copyright © 2009 Mastervolt
5.4.2
Indien de cilinderkopbouten worden aangehaald dient dit
te gebeuren alvorens de kleppen worden gesteld. Beide
procedures moeten worden uitgevoerd wanneer de motor
koud is. Laat de koelvloeistof weglopen via de aftapplug
(zie afb. 4) en demonteer het klepmechanisme voordat u
de kopbouten natrekt
Draai de kopbouten eerst iets los, demonteer het
klepmechanisme en trek ze daarna aan met een
momentsleutel in de volgorde zoals aangegeven in afb.
24.
Aandraaimoment cilinderkopbouten:
Aandraaimoment klepmechanisme:
VOOR
ZIJDE
MOTOR
Afb 24
Beide kleppen (inlaat en uitlaat) moeten in koude toestand
een speling hebben van 0,25 mm. Begin met de zuiger
van cilinder 1 op het bovenste dode punt (T.D.C, ofwel
2
Top Dead Centre) van de arbeidsslag te zetten.
Zet hiertoe de markering op de krukaspulley in lijn met de
markering op het distributiedeksel (zie afb. 25). Controleer
vervolgens of de kleppen niet bewegen als de krukas
ongeveer 20 graden in beide richtingen draait. Draai
anders de krukas 360° rond zodat de kleppen gesteld
kunnen worden op het T.D.C. van de arbeidsslag. Stel de
kleppen op 0,25 mm
TDC markering zuiger 1
TDC markering
zuiger 2 en 3
Afb. 25
Na het stellen van cilinder 1 stelt men de kleppen van de
overige cilinders in ontstekingsvolgorde 1 – 3 – 2. Stel de
kleppen van cilinder 3 op T.D.C door de krukas 240
graden met de klok mee te draaien en daarna zuiger 2
door nogmaals de 240 graden met de klok mee te draaien
Kleppen stellen en kopbouten natrekken
8
4
6
1
10
Cilinderkopbouten
Markering op het
distributiedeksel
STORINGEN VERHELPEN
88 ± 5 Nm
14.7 ± 2 Nm
2
7
3
5
9
11
Markering op de
krukaspulley
33