De instelling van de Mig-laskarakteristiek is van invloed op de stabiliteit van de boog en op het
aantal lasspatten. De nulstand is de aan te bevelen basisinstelling. De waarden min (-1...-9) voor
een zachtere boog, om het aantal lasspatten te verminderen. De waarden max (1...9) voor een
hardere boog, om de stabiliteit te vergroten en bij gebruik van 100% CO² beschermgas bij lassen
van staal.
3.6
Thermostaat
De thermostaat beschermt de stroombron tegen oververhitting. Hierdoor kan de machine
niet beschadigd raken als de belasting de belastbaarheid tijdens het lassen overschrijdt. Als de
signaallamp van de oververhitting brandt, kan het lascircuit niet worden geactiveerd. De lamp gaat
uit na ongeveer 3 minuten, waarna het lassen hervat kan worden door de schakelaar in te drukken.
3.7
Draadinvoerschakelaar
NL
De draadinvoerschakelaar start de draadaanvoermotor zonder de stroombron te in te schakelen en
zonder de gasklep te openen (stroomloos invoeren van de draad).
10
Kempact MIG 2530