6.
Draai alle koppelingen volledig handvast aan. Loszittende
koppelingen hinderen de oliestroom tussen de pomp en de
cilinder.
7.
Controleer op lekkage in het systeem en laat eventuele lekken
repareren door gekwalificeerd personeel.
8.
Houd cilinders aangesloten op een hydraulisch systeem met
een minimale zuiverheidsgraad van NAS 1638 Klasse 6.
7.5 Hydraulische olie
Wij raden aan hydraulische olie van ISO 32-kwaliteit uit de Enerpac
HF-serie te gebruiken. Enerpac HF olie is verkrijgbaar bij Enerpac
distributeurs of een erkend servicecentrum.
• Als u niet de juiste hydraulische olie gebruikt (hoogwaardige
ISO 32-olie), kan dit leiden tot beschadiging van hydraulische
componenten en het vervallen van de productgarantie.
• Zorg dat de olie schoon is. De olie moet minimaal voldoen aan
ISO 4406-klasse 18/16/13. Vervang de olie onmiddellijk als
deze een melkachtig, troebel of donker uiterlijk krijgt.
• Om te voorkomen dat er teveel olie in het systeem loopt en
de apparatuur beschadigd raakt, moet u het oliereservoir alleen
vullen als alle plunjers volledig zijn ingetrokken en het systeem
drukloos is.
8. Gebruik
8.1 Het systeem inschakelen
8.1.1
Pompen met handbediende kleppen
Volg onderstaande stappen om het systeem in te schakelen:
1.
Houd de startknop voor de motor drie seconden ingedrukt
(figuur 7, item 1).
2.
Wanneer de elektromotor is ingeschakeld, gebruikt u de
handbediende kleppen om de cilinders te bewegen, zoals
beschreven in paragraaf 8.1.
3.
Om de motor te stoppen, houdt u de stopknop drie seconden
ingedrukt (figuur 7, item 2).
8.1.2
Pompen met elektromagnetische kleppen
Volg onderstaande stappen om het systeem in te schakelen:
1.
Zet de hoofdschakelaar in de elektriciteitskast van het SFP-
systeem om (Figuur 8, item 1).
2.
Controleer of het groene aan/uit-lampje brandt (figuur 8, item 2).
Als het lampje brandt, is het systeem goed aangesloten.
3.
Deactiveer de veiligheidsknop (figuur 9, item 4).
4.
Druk op de alarmresetknop in de elektriciteitskast
het beveiligingssysteem te resetten nadat de noodstopknop is
(figuur 8, item 4).
gedeactiveerd
5.
Houd de startknop voor de motor drie seconden ingedrukt
(figuur 8, item 5).
6.
Wanneer de elektromotor is ingeschakeld, gebruikt u de
afstandsbediening om de cilinders te bewegen, zoals
beschreven in paragraaf 8.1.
16
8.2 Handbediende kleppen
Sommige modellen zijn ontworpen om te worden bediend met 2, 4, 6
of 8 handbediende kleppen, één per aansluiting, afhankelijk van het
type model. Om de cilinders te bewegen, moet de operator de hendel
van de klep in de gewenste richting bewegen. De cilinderplunjer zal
uitlopen of intrekken, zoals aangegeven op het label van de klep.
8.3 Afstandsbediening
Modellen met elektromagnetische kleppen worden bediend via een
afstandsbediening (figuur 9), die met een kabel van 5 meter op de
elektriciteitskast is aangesloten (figuur 8, item 7).
Met deze afstandsbediening kan de operator alle cilinders bedienen
die op de SFP zijn aangesloten (2, 4, 6 of 8 cilinders, afhankelijk van
het model).
Volg de onderstaande stappen om de cilinders te bewegen:
1.
Cilinderschakelaars: met deze knoppen selecteert de operator
de cilinders om mee te werken.
2.
Knop voor uitlopen: wanneer deze knop wordt ingedrukt,
stroomt er olie vanuit poort A naar de cilinder. In een cilinder
voor algemeen gebruik zal de plunjer hierdoor naar buiten
bewegen (uitlopen).
3.
Knop voor intrekken: wanneer deze knop wordt ingedrukt,
stroomt er olie vanuit de cilinder terug naar het reservoir, zodat
de plunjer wordt ingetrokken.
4.
Veiligheidsknop: wanneer deze knop wordt ingedrukt, stopt de
eerder via het aanraakscherm geselecteerde cyclus en stopt de
pomp de beweging van alle cilinders.
8.4 Instelling van drukbegrenzingskleppen
De drukbegrenzingskleppen zijn in de fabriek ingesteld op 700
bar [10,150 psi]. De maximale werkdruk ligt tussen 10 en 700 bar
[145 psi en 10,150].
De drukbegrenzingskleppen van de pomp kunnen door de operator
worden ingesteld. Hiervoor hebt u het volgende gereedschap nodig:
1.
Twee 13 mm moersleutels.
Volg de volgende stappen om de drukbegrenzingsklep in te stellen:
1.
Sluit uitlaat A aan op de cilinder.
Gebruik een enkelwerkende cilinder met een stopring. Als u werkt met
een dubbelwerkende cilinder met een stopring, moet u de retourkamer
aansluiten op uitlaat B.
2.
Draai de zeskantmoer van de drukbegrenzingsklep los.
3.
Draai de bout met de schroevendraaier volledig tegen de klok in
om een referentiepunt te bepalen.
om
4.
Draai de bout een kwartslag tegen de klok in om de
drukbegrenzingsklep te openen.
5.
Zet de motor aan.
6.
Laat de plunjer van de cilinder uitlopen naar het einde van de
slag. De druk neemt toe wanneer de plunjer het einde van de
slag bereikt. Gebruik een manometer om de maximale druk die
is bereikt te controleren.
7.
Stel de gewenste druk in door de bout te draaien met de
schroevendraaier. Draai de bout met de klok mee om de druk
te verlagen, of tegen de klok in om de druk te verhogen.
8.
Gebruik de sleutel om de moer vast te draaien en de bout van
de drukbegrenzingsklep te vergrendelen.
OPMERKING
Doc L4447_c_NL