CLIMIA
6.0 Luchtonvochtiging
De samenhangende processen
bij de ontvochtiging van lucht
berusten op natuurkundige
wetmatigheden.
Deze worden hier in
vereenvoudigde vorm getoond
om u een klein overzicht te
geven van het principe van de
luchtontvochtiging.
Het gebruik van
Climia-luchtontvochtigers
•
Ramen en deuren kunnen nog zo
goed geïsoleerd zijn, nattigheid
en vochtigheid dringen zelfs door
dikke betonwanden.
•
De bij de productie van beton,
mortel, pleister, etc. benodigde
waterhoeveelheden voor het bin-
den zijn onder bepaalde omstan-
digheden pas na 1-2 maanden
uitgediffundeerd.
•
Zelfs de vochtigheid die na hoog
water of een overstroming in
de muren is binnengedrongen,
wordt maar heel langzaam weer
vrijgegeven.
•
Dit geldt bijv. ook voor vochtig-
heid in opgeslagen materiaal.
Vochtigheid die uit delen van ge-
bouwen of materiaal komt (water-
damp), wordt opgenomen door de
omgevingslucht. Daardoor stijgt het
vochtgehalte van die lucht en dit
leidt uiteindelijk tot corrosie, schim-
mels, rotting, afbladdering van
verflagen en andere ongewenste
schade door vocht.
Het diagram hiernaast geeft de
corrosiesnelheid voor bijv. metaal
bij verschillende luchtvochtigheid
weer.
12
Rel. luchtvochtigheid %
Het wordt inzichtelijk dat de cor-
rosiesnelheid onder 50% van de
relatieve luchtvochtigheid (RV)
onbeduidend en onder 40 % RV te
verwaarlozen is.
Vanaf 60% RV stijgt de corrosiesnel-
heid bijzonder sterk. Deze grens
voor schade door vochtigheid geldt
ook voor andere materialen, bijv.
poedervormige stoffen, verpakkin-
gen, hout of elektronische appara-
tuur.
Het drogen van gebouwen kan op
verschillende manieren gebeuren:
1. Door verwarming en luchtuit-
wisseling:
De omgevingslucht binnen wordt
verwarmd om vochtigheid op te
nemen en om vervolgens weg-
geleid te worden naar buiten. De
totale ingebrachte energie gaat
dan met de weggeleide vochtige
lucht verloren.
2. Door luchtontvochtiging:
De in de gesloten ruimte aan-
wezige vochtige lucht wordt
volgens het condensatieprincipe
continu ontvochtigd.
Met het oog op het energieverbruik
heeft de luchtontvochtiging een
doorslaggevend voordeel:
Het energieverbruik beperkt zich
uitsluitend tot het aanwezige ruim-
tevolume. De mechanische warmte
die vrijkomt door het ontvochti-
gingsproces, wordt weer naar de
ruimte geleid.
Bij het gebruik volgens de aan-
wijzingen verbruikt de luchtont-
vochtiger slechts ca. 25% van de
energie, die volgens het principe
„verwarmen en ventileren" zou
moeten worden opgebracht.
De relatieve luchtvochtigheid
Onze omgevingslucht is een meng-
sel van gas en bevat altijd een
bepaalde hoeveelheid water in de
vorm van waterdamp. Deze water-
hoeveelheid wordt aangegeven in g
per kg droge lucht (absoluut water-
gehalte).
3
1m
lucht weegt ca. 1,2 kg bij 20 °C
Afhankelijk van de temperatuur kan
iedere kg lucht slechts een bepaalde
hoeveelheid waterdamp opnemen.
Als deze opnamegeschiktheid is be-
reikt, is er sprake van "verzadigde"
lucht; deze heeft een relatieve lucht-
vochtigheid (r.v.) van 100%.
Met de relatieve luchtvochtigheid
wordt dus de verhouding aangegeven
tussen de hoeveelheid waterdamp die
op dat moment in de lucht is, en de
maximaal mogelijke hoeveelheid wa-
terdamp bij gelijke temperatuur.
Het vermogen van de lucht om water-
damp op te nemen, wordt hoger naar-
mate de temperatuur stijgt. Dat bete-
kent dat het maximaal mogelijke (=
absolute) watergehalte groter wordt
naarmate de temperatuur stijgt.