Belangrijke aanwijzingen
Beoogd gebruik
De geleidbaarheidsregelaar LRR 1-50, LRR 1-51 wordt in combinatie met de geleidbaarheidselektrodes
LRG 1.-.. of de geleidbaarheidstransmitter LRGT 1.-.. gebruikt als geleidbaarheidsregelaar en grens-
waardeschakelaar, bijv. in stoomketel- en warmwaterinstallaties of in condenswater- en voedingswa-
terreservoirs. De geleidbaarheidsregelaar signaleert het bereiken van een MAX-geleidbaarheid en opent
en sluit een ontzoutingsklep.
Zoals beoogd kunnen de geleidbaarheidsregelaars met de geleidbaarheidselektrodes resp. -transmitters
als volgt samen worden geschakeld: geleidbaarheidsregelaar LRR 1-50 met de geleidbaarheidselektro-
des LRG 12-2, LRG 16-4, LRG 16-9, LRG 17-1 en LRG 19-1, geleidbaarheidsregelaar LRR 1-51 met de
geleidbaarheidstransmitters LRGT 16-1, LRGT 16-2, LRGT 16-3, LRGT 16-4, LRGT 17-3 en LRGT 17-1.
Verklaring van begrippen
ontzouten
Als het verdampingsproces begint, wordt het ketelwater, afhankelijk van de stoomonttrekking, gedu-
rende een bepaalde tijd verrijkt met opgeloste, niet-stoomvluchtige zouten. Als het zoutgehalte boven
de door de ketelfabrikant gedefinieerde gewenste waarde stijgt, wordt met toenemende dichtheid
van het ketelwater schuim gevormd dat in oververhitters en stoomleidingen wordt meegesleept. Het
gevolg daaran zijn afbreuk aan de betrouwbare werking en ernstige schade aan stoomgeneratoren
en buisleidingen. Door een continue en/of periodieke afvoer van een bepaald hoeveelheid ketelwater
(ontzoutingsklep) en een overeenkomstige navulling van vers bereid voedingswater kan de zoutcon-
centratie binnen de toegestane grenzen worden gehouden. Als maat voor het totale zoutgehalte wordt
in het ketelwater de elektrische geleidbaarheid in μS/cm gemeten, waarbij in sommige landen ook
ppm (parts per million) als maateenheid wordt gebruikt. Omrekening 1 μS/cm = 0,5 ppm.
Bedrijfsstand van de ontzoutingsklep
In de praktijk wordt aan de ketel vaak een bepaalde waterhoeveelheid onttrokken via de ontzoutings-
klep om de zoutconcentratie binnen de gewenste grenzen te houden. Dat wil zeggen dat de klep
tijdens de werking een stukje open moet staan, zodat deze waterhoeveelheid kan wegstromen (klep-
stand WERKING). Deze bedrijfsstand is instelbaar en de ontzoutingshoeveelheid kan aan de hand van
de doorloopdiagrammen van de klep worden vastgesteld.
Schakelhysterese
De regelaar werkt als 2-punts regelaar, d.w.z. bij bereiken van de gewenste waarde gaat de ontzou-
tingsklep in de stand OPEN. De geleidbaarheid moet dan dalen en als zij een waarde bereikt die met de
ingestelde hysterese HySt lager ligt dan de gewenste waarde, volgt de omschakeling en gaat de klep in
de stand Werking.
Temperatuurcompensatie
De elektrische geleidbaarheid van water verandert met de temperatuur. Om de meetwaarden te ver-
gelijken is het dan ook nodig de meting te relateren aan de referentietemperatuur van 25 °C en de
gemeten geleidbaarheid te corrigeren met de temperatuurcoëfficiënt tC.
Celconstante en correctiefactor
De geometrische apparaatparameter (celconstante) van de geleidbaarheidselektrode wordt meegenomen
in de berekening van de geleidbaarheid. In de loop van de werking kan deze constante echter veranderen,
bijvoorbeeld door vervuiling van de meetelektrode. Door wijziging van de correctiefactor CF is een correc-
tie mogelijk.
Spoelen van de ontzoutingsklep
Om te voorkomen dat de ontzoutingsklep vast gaat zitten, kan de klep automatisch worden gespoeld.
De ontzoutingsklep wordt dan in tijdsintervallen (spoelimpuls Si) aangestuurd en gaat voor een bepaal-
de tijd (spoelduur Sd) open. Na afloop van de spoeltijd gaat de klep in de stand WERKING of in de stand
die door de regeling wordt verlangd.
4
NRR 1-50, LRR 1-51 - Gebruiksaanwijzing - 819291-03