4 Aansluiting van de leidingen
Algemeen
Leidingen moeten volgens de geldende normen en
richtlijnen worden aangesloten.
De F2040 kan alleen functioneren tot een retourtempe-
ratuur van ongeveer 55 °C en een uitgaande temperatuur
van ongeveer 58 °C vanuit de warmtepomp.
De F2040 is niet voorzien van externe afsluiters op de
waterzijde. Deze moeten worden geïnstalleerd om toe-
komstige service te vereenvoudigen. De retourtempera-
tuur wordt beperkt door de retourleidingsensor.
WATERVOLUME
Bij koppeling met F2040 wordt vrije doorstroming in het
klimaatsysteem aanbevolen voor de juiste warmteover-
dracht. Dit kan worden gerealiseerd met een omloop-
klep. Als vrije doorstroming niet mogelijk is, adviseren
wij om een buffervat (NIBE UKV) te plaatsen.
De volgende watervolumes worden
aanbevolen
F2040
Minimaal volume, klimaatsys-
teem tijdens verwarming/koe-
ling
Minimaal volume, klimaatsys-
teem tijdens vloerkoeling
Voorzichtig!
Het leidingwerk moet worden doorgespoeld
voordat de warmtepomp wordt aangesloten
zodat eventuele verontreinigingen de compo-
nenten niet kunnen beschadigen.
Leidingkoppeling
verwarmingssysteemcircuit
• De warmtepomp moet via de bovenste aansluiting
(XL1) worden ontlucht met behulp van de ontluchting-
snippel op de meegeleverde flexibele slang.
NIBE F2040
-6
-8
-12
-16
20 l
50 l
80 l
150 l
50 l
80 l
100 l
150 l
• Installeer het meegeleverde vuilfilter voor de inlaat,
d.w.z. de onderste aansluiting (XL2) op de F2040.
• Alle buitenleidingen moeten thermisch geïsoleerd zijn
met leidingisolatie met een dikte van ten minste 19
mm.
• Installeer de afsluitklep en de aftapklep dusdanig dat
de F2040 geleegd kan worden in geval van langdurige
stroomuitvallen.
• De meegeleverde flexibele slangen fungeren als tril-
lingsdempers. De flexibele leidingen zijn zo gemon-
teerd dat er een elleboog ontstaat waardoor ze als
trillingsdempers fungeren.
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
27