7.3 Afstellen van de eindstanden
De volgende voorwaarden en uitgangspunten zijn van toepassing:
• De draairichting van de motorreductor is correct na aansluiting in §5.5–§5.8.
• De schakelrichting van de RLS/RSU is correct na aansluiting in §5.5–§5.8.
• Afstelvolgorde: De eindstanden kunnen worden afgesteld van A naar B of van B naar A.
Opmerking: Zie §5.9 "Veranderen Draairichting - Schakelrichting".
Beschrijving
u
Zie ook §6.2 "Draairichting RW motorreductoren" voor de volgende stappen.
1. Laat de motorreductor draaien in de richting A of B.
2. Voer een controle uit om te zien welke bedrijfsschakelaar (ES11 of ES12) bijbehorend is
aan richting A of B.
1
3. Laat het systeem stoppen op een eindstand (A of B).
Van de bijbehorende eindschakelaar (A of B):
1. Draai de kartelmoer (2), op de draadas (1), in de richting
2
van de aanslag (6).
2. Draai de kartelmoer (2) met de hand vast tegen de aanslag
(6).
1. Draai de stelring (3) in de tegengestelde richting van
de kartelmoer (2). De stelschroef (a) en schakelveer (5)
3
moeten de bedrijfsschakelaar ES (ES11 of ES12) bedienen.
2. Houd de stelring (3) op deze stand en ga naar stap 4.
Om de stelring (3) op de kartelmoer (2) te borgen met de
stiftsleutel 2 mm (7):
1. Draai de lange stelschroef (a) vast met een
aandraaimoment van 0,5–0,6 Nm;
4
2. Draai de korte stelschroef (b) vast met een
aandraaimoment van 0,5–0,6 Nm;
3. Draai de lange stelschroef (a) opnieuw vast met een
aandraaimoment van 0,5–0,6 Nm.
De stelring (3) kan nu niet vrij draaien.
Overschrijd de grenzen van het systeem niet. Dit voorkomt
Ridder Drive Systems B.V.
T +31 (0)341 416 854 - F +31 (0)341 416 611 - I ridder.com
schade of letsel.
45