4.6.3
Rijgedrag
De bestuurder moet altijd rijden tegen een snelheid die geschikt is voor de lokale
omstandigheden. De snelheid moet worden verminderd in bochten, bij het naderen van
wegversmallingen en bij slecht zicht.
In het bijzonder het zicht in de rijrichting, moet altijd goed zijn. Bij omvangrijke lasten die het
zicht kunnen verminderen, moet de kraan achteruit worden bewogen; als alternatief moet een
andere operator vóór de kraan lopen om eventuele hindernissen te signaleren.
De operator dient altijd een veiligheidsafstand te bewaren tussen de bewegende kraan en
eventuele aanwezigen.
4.6.4 De kraan achteruit bewegen.
LET OP! RISICO OP VERPLETTEREN
Het achteruit bewegen van de kraan is gevaarlijk omdat, sommige hindernissen op
de weg mogelijk niet te zien zijn bij het achteruit bewegen.
Wanneer de bestuurder lange afstanden achteruit moet afleggen, moet hij van houding
veranderen. Het is belangrijk dat hij beide handen niet op de stuurstang houdt, omdat hij in die
positie tegenover de machine staat en achteruit moet bewegen met de machine achter zich.
Als de bestuurder achteruit beweegt, heeft hij geen goed zicht op de grond en kan hij:
- struikelen over een lage hindernis en zijn evenwicht verliezen;
- tussen de bewegende kraan en een hoog obstakel terechtkomen.
Als de operator zijn evenwicht verliest, kan hij het risico lopen te vallen en de controle te
verliezen over de kraan die naar hem toe beweegt, met het daaropvolgende risico om
verpletterd te worden.
Als de operator zich tussen de kraan en een hoog obstakel bevindt, kan hij geplet worden.
Vergeet niet dat de kraan is uitgerust met een veiligheidssysteem om automatisch achteruit te
rijden als de bestuurder tegen de stuurstang stoot. Daarom is er alleen sprake van een risico
als de machine gedeeltelijk defect is. De operator mag zichzelf echter niet in gevaar brengen.
De juiste positie van de operator bij achteruitrijden is links of rechts van de machine (afhankelijk
van het feit of de operator rechtshandig of linkshandig is), ter hoogte van de stuurstang, in de
rijrichting, met zijn arm recht met op een van de twee handgrepen (zie afb.1) en zijn duim op de
gashendel om de snelheid van de kraan te regelen.
Pagina36
Afb. 1
VERTALING VAN DE ORIGINELE INSTRUCTIES
Valla 25E mobiele kraan