Elektrische aansluiting
Voorwaarde: de sensor is zodanig in de leiding geïnstalleerd dat elektrische isolatie optreedt.
1.
Sluit de twee flenzen van de leiding op elkaar aan via een aardkabel.
2.
Sluit de flens aan op de aardklem via de aardkabel.
3.
Installeer de afscherming van de signaalkabel via een condensator (aanbevolen waarde
1,5 µF/50 V).
4.
Sluit het instrument aan op de optionele voedingsspanning zodanig dat deze zweeft met
betrekking tot het aardpotentiaal (PE), (dit is niet nodig bij gebruik van een
voedingseenheid zonder aardpotentiaal (PE)).
PE ≠ P
FL
Voor separate instrumentuitvoeringen, refereert de aardklem in het voorbeeld altijd aan
de sensor en niet de transmitter.
5.8
Speciale aansluitinstructies
5.8.1
Aansluitvoorbeelden
Pulsuitgang
1
12345
11
Aansluitvoorbeeld voor impulsuitgang (passief)
1
Automatiseringssysteem impulsingang (bijv. PLC)
2
Externe DC-voeding (bijv. 24 VDC)
3
Open-collector impulsingang van transmitter: houd de ingangswaarden aan
4
Pull-up-weerstand (bijv. 10 kOhm)
32
= P
M
4
Proline 800 Modbus RS485
3
2
A0044387
Endress+Hauser