Elektrische aansluiting
5
Elektrische aansluiting
LET OP
Bij de instrumentuitvoeringen met een netvoedingsaansluiting (bestelcode voor
"Voedingsspanning" optie K of S), heeft het instrument geen interne uitschakelaar voor
ontkoppeling van het voedingsnet.
‣
Ken daarom aan het meetinstrument een uitschakelaar toe zodat de voedingskabel
eenvoudig kan worden losgekoppeld van de voedingsspanning.
‣
Ondanks dat het meetinstrument is voorzien van een zekering, moet een aanvullende
overstroombeveiliging (maximum 16 A) in het systeem worden opgenomen.
5.1
Elektrische veiligheid
Conform de geldende nationale regelgeving.
5.2
Aansluitvoorwaarden
5.2.1
Benodigd gereedschap
• Momentsleutel
• Voor kabelwartels: gebruik passend gereedschap
• Striptang
• Bij gebruik van soepele kabels: crimptang voor adereindhuls
• Voor verwijderen aders uit de klem: platte schroevendraaier ≤ 3 mm (0,12 in)
5.2.2
Voorschriften voor verbindingskabel
De door de klant geleverde aansluitkabels moeten aan de volgende specificaties voldoen.
Toegestaan temperatuurbereik
• De installatierichtlijnen die gelden in het land van toepassing moeten worden
aangehouden.
• De kabels moeten geschikt zijn voor de verwachte minimale en maximale temperaturen.
Voedingskabel (inclusief ader voor interne aardklem)
Standaard installatiekabel is voldoende.
Signaalkabel
Puls/schakeluitgang
Standaard installatiekabel is voldoende.
Modbus RS485
De EIA/TIA-485 norm specificeert twee typen kabel (A en B) voor de busverbinding welke
kan worden gebruikt voor elke transmissiesnelheid. Kabel type A wordt aanbevolen.
Voor meer informatie over de specificatie van de aansluitkabel, zie de
bedieningshandleiding van het instrument.
16
Proline 800 Modbus RS485
Endress+Hauser