> Druk de steekplaat bij de markering rechtsachter naar beneden tot deze wegkantelt.
> Verwijder de steekplaat.
> Plaats de openingen van de nieuwe steekplaat (Stiksteek-/CutWorksteekplaat) boven de overeenkomstige
geleidingspinnen en druk de steekplaat omlaag totdat deze vastklikt.
Steekplaat op de gebruikersinterface selecteren
Na het verwisselen van de steekplaat kan worden gecontroleerd of deze met de geselecteerde naald kan
worden gebruikt.
> Tik op «Steekplaatselectie».
> Selecteer Stiksteek-/CutWorksteekplaat.
Onderdraad omhooghalen
De machine moet gereed zijn om te borduren om de onderdraad omhoog te halen. De onderdraad kan in
één keer voor een handmatige afhechting worden omhooggehaald. Als u afhechtsteken wilt maken, kunt u
het beste de afhechtsteken in het setup-programma uitschakelen.
> Houd de bovendraad vast.
> Druk op de toets «Naaldstand boven/onder».
–
De onderdraad wordt automatisch omhooggehaald.
Laser in-/uitschakelen
Met de laser kan de exacte insteekpositie van de naald worden weergegeven.
Voorwaarde:
•
De naald staat in de hoogste stand.
> Tik op «Laser» om de laser in te schakelen.
– De insteekpositie wordt weergegeven. Afhankelijk van de naaivoet en de naaldpositie kan de
insteekpositie door de naaivoet worden bedekt.
> Om afwijking van de laser bij transparante naaivoeten te voorkomen moet de naaivoet voorafgaand aan
het naaien omlaag worden gezet, bijvoorbeeld met de kniehevel.
> Tik op het geel omkaderde pictogram «Laser» om de laser uit te schakelen.
Borduurvoorbereidingen
141