18 | Inbedrijfstelling (alleen voor de installateur)
4
Inbedrijfstelling (alleen voor de installateur)
Voor een correcte inbedrijfstelling is het noodza-
kelijk, dat de volgende stappen in de gegeven
volgorde worden opgevolgd.
1. Codeerschakelaars op IPM 1 en IPM 2 over-
eenkomstig de specificatie in de meegelever-
de handleiding instellen.
2. Installatie inschakelen.
3. Extra kamerthermostaat FR 10 (in Duitsland
niet toegestaan) of FR 100 overeenkomstig
de specificaties in de meegeleverde handlei-
ding instellen.
De functie van de bedieningsele-
menten en de betekenis van de sym-
bolen op het display vindt u op de
pagina's 2 en 3.
4. Bij de eerste inbedrijfstelling of na een alge-
hele reset (resetten van alle instellingen)
moet u de displaytaal kiezen:
– Met
taal kiezen en met
gen. (zie voor het veranderen van de taal
hoofdstuk 6.4.4 op pagina 49.)
5. Indien de gangreserve is overschreden, tijd
en datum instellen:
– Uren met
tigen.
– Minuten met
vestigen.
– Jaar met
kiezen en met
gen.
– Maand met
vestigen.
– Dag met
kiezen en met
gen. (zie voor het veranderen van datum en
tijd
hoofdstuk 6.4.1 op pagina 49.)
6 720 617 171 (2008/07)
bevesti-
kiezen en met
beves-
kiezen en met
bevesti-
kiezen en met
bevesti-
6. Codering voor CV-circuit instellen (alleen
FR 100 met BUS-verbinding)
Per CV-circuit mag slechts één
FR 100 of FR 10 (in Duitsland niet
toegestaan) per codering worden
toegekend.
– Wanneer de regelaar het CV-circuit HK
de warmwaterbereiding moet aansturen:
Codering CV circuit met
1 kiezen en met
– Wanneer de regelaar een CV-circuit HK
moet sturen:
Codering CV circuit met
ring tussen 2 en 10 kiezen en met
vestigen.
7. Bij de eerste inbedrijfstelling start de auto-
matische systeemconfiguratie direct na het
instellen van datum en tijd:
– 60 seconden wachten en de getoonde in-
structies opvolgen.
– Indien de automatische systeemconfigura-
tie niet vanzelf start, systeemconfiguratie
via het menu starten
pagina 58.
8. Overige instellingen aan de installatie aan-
passen,
be-
hoofdstuk 8 vanaf pagina 54.
9. Solarinstallatie conform de documentatie van
de solarinstallatie vullen, ontluchten en voor
de inbedrijfstelling conform hoofdstuk 8.4 op
be-
pagina 60 voorbereiden.
10. Overige instellingen aan de solarinstallatie
aanpassen,
11. Solarsysteem in bedrijf nemen,
hoofdstuk 8.5.1 op pagina 61.
bevestigen.
hoofdstuk 8.2 op
hoofdstuk 6 vanaf pagina 30 en
hoofdstuk 8.5 vanaf pagina 60.
NL
en
1
de codering
2...10
een code-
be-