8 Onderhoud
De installatie dient regelmatig te worden geïnspecteerd door gekwalifi ceerd bedieningspersoneel. De inspectie
moet twee keer per jaar worden uitgevoerd, bij voorkeur in het voorjaar en in het najaar. Controleer bij een unit
met kruisstroomwisselaar of er eventueel sprake is van lekkage in de afvoer of water op de vloer. Controleer bij
gebruik van een waterbatterij voor de verwarming van de lucht ook op eventuele waterlekkage. Luister goed of
er sprake is van vreemde geluiden en kijk of er abnormale trillingen voorkomen. Controleer regelmatig of er geen
sneeuw of bladeren in de luchtinlaat zitten. Voor optimale prestaties zijn inspectie en onderhoud van ventilatoren,
wisselaarcassette, kleppen, fi lters en verwarmingsbatterij van essentieel belang.
Wisselaarcassette:
Omdat er fi lters van een hoge dichtheidsklasse op de installatie zijn gemonteerd, hoeft de
wisselaarcassette normaal gesproken niet gereinigd te worden. Indien dit om welke reden
dan ook toch nodig mocht zijn, kan het stof worden verwijderd met een zachte borstel. Ver-
dere reiniging is mogelijk door de wisselaarcassette eruit te halen, te besproeien met een
vetoplosbaar reinigingsmiddel en vervolgens vanaf de andere kant schoon te blazen. Af-
stand ca. 60 mm en maximale druk 80 bar.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die schadelijk zijn voor aluminium.
Rotor:
Omdat er fi lters van een hoge dichtheidsklasse op de installatie zijn gemonteerd, hoeft de
rotor normaal gesproken niet gereinigd te worden. Indien dit om welke reden dan ook toch
nodig mocht zijn, kan het stof worden verwijderd met een zachte borstel. Verdere reiniging is
mogelijk door de rotor eruit te halen, te besproeien met een vetoplosbaar reinigingsmiddel
en vervolgens vanaf de andere kant schoon te blazen. Afstand ca. 60 mm en maximale druk
80 bar.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die schadelijk zijn voor aluminium en voor het milieu.
Controleer de aandrijfriem en haal deze indien nodig aan. Controleer of alle pakkingen rond
de rotor intact en sluitend zijn.
Kleppen:
De klepplaten zijn opgehangen in kunststof lagers en hoeven niet te worden gesmeerd. De
afzonderlijke klepplaten zijn verbonden via een armsysteem dat niet gesmeerd hoeft te wor-
den. Controleer jaarlijks of de klep goed sluit. Indien de klep niet goed sluit, kan dit worden
verholpen door de klepmotor of eventueel de armspanning af te stellen.
Filter:
Het vervangen van fi lters is afhankelijk van de stofconcentratie in de lucht die door de fi l-
ters gaat en is van groot belang voor de werking van de installatie. Vervang de fi lters als het
lampje voor het vervangen van fi lter op het bedieningspaneel brandt of minimaal één keer
per jaar.
Verwarmingsbatterij: Aangezien er fi lters van een hoge dichtheidsklasse in de installatie zijn gemonteerd, zal de
verwarmingsbatterij nauwelijks aan vuil worden blootgesteld. Indien dit toch noodzakelijk
mocht zijn, kunt u met perslucht tegen de luchtrichting in blazen of een stofzuiger met een
zacht mondstuk gebruiken. Wees bij het reinigen voorzichtig, zodat u de platen van de bat-
terij niet beschadigt.
Inspecteer minstens twee keer per jaar de kabels van de elektrische batterij. Controleer op
beschadigde kabels en onderdelen. Haal ook alle klemmen aan voor de voeding van de elek-
trische batterij (elementen, contactgevers, SSR) en overige klemmen.
Corrosieschade:
Als er sprake is van corrosieschade aan platen of pijpen kan dit wijzen op vocht of bijtende
lucht. De oorzaak moet worden achterhaald en verholpen.
8.1 Foutopsporing
Fout
Maatregel
De unit start niet
1. Controleer de zekeringen en of de unit stroom krijgt
2. Controleer op de bedieningspanelen of de unit niet door een alarm is gestopt en of
3. Controleer of de unit niet in de STOP-stand staat
De verwarming treedt
1. Controleer of het drukrelais in orde is (alleen bij elektr. batterij)
niet in werking
2. Controleer of de klep regelstroom (meer dan 2V) en voedingsspanning krijgt
3. Controleer de temperatuursensoren
De ventilatoren starten
1. Controleer de bedrijfsinstellingen
niet
2. Controleer of de ventilatoren bedrijfsspanning en regelstroom (meer dan 2V) krijgen
3. Controleer of de motorbeveiliging niet actief is
er geen serviceschakelaar is uitgeschakeld
19
Onderdeel
Zekeringen, over-
verhittingsbeveiliging,
motorbeveiliging of
vorstsensor
Drukrelais
Sensoren
Klep
Motorbeveiliging