De WZ-110 leds van de nevenindicator knipperen wanneer een detector of een groep
detectoren (ten minste één detector in de groep) een alarm meldt. De nevenindicator is
ontworpen voor gebruik in conventionele of adresseerbare brandalarmsystemen.
1. Installatie
Koppel altijd de voeding los voordat u enige elektrische aansluitingen maakt.
De nevenindicator is ontworpen voor installatie binnen en in ruimtes met een normale
luchtvochtigheid. Selecteer de plaats van installatie, zodat de nevenindicator goed zichtbaar
is.
1. Open de behuizing (Afb. 1).
2. Plaats de behuizing op de muur en teken de locaties voor de gaten af (Afb. 2).
3. Boor gaten in de muur voor de pluggen.
4. Voer de bekabeling in door de opening van de behuizing (Afb. 2).
5. Gebruik pluggen en schroeven om de basis van de behuizing op het montage oppervlak
te bevestigen. Gebruik altijd de juiste pluggen en schroeven voor de juiste ondergrond
(voor beton of bakstenen muren is het anders dan voor gipswanden, etc.).
6. Sluit de bekabeling aan op de corresponderende aansluitingen. Afhankelijk van het
brandalarmsysteem waarop de nevenindicator moet worden aangesloten:
Conventioneel: Sluit aansluiting – [min] aan op aansluiting 2 in de meldersokkel en
aansluiting + [plus] op aansluiting 3 of 4 in de meldersokkel (Afb. 3),
Adresseerbaar: Sluit aansluiting – [min] aan op aansluiting 2 in de meldersokkel, en
aansuiting + [plus] op aansluiting1 in de meldersokkel (Afb. 4).
7. Sluit de behuizing van de nevenindicator.