Aanwezigheidsmelder thePrema S360 KNX
Object
Objectnaam
Object 30
Externe scène
2.3.4 Eigenschappen van de overige objecten
Object
Objectnaam
Object 31
Kanaal C4.1 aan-
wezigheid
Object 32
Kanaal C4.2 aan-
Object 34
wezigheid
Object 35
Kanaal C5.1 aan-
wezigheid
Kanaal C5.2 aan-
wezigheid
Object 33
Kanaal C4 aanwe-
zigheid
Object 36
Kanaal C5 aanwe-
zigheid
Object 41
Parallelschakeling
Object 42
In-/uitgang scène
1103082402 / 02.2016 © Theben HTS AG
Functie
Beschrijving
Ontvangen
Object beschikbaar als bij <Functie kanaal C1 - licht> niet „niet-actief" werd gese-
lecteerd.
Scènenummers die direct naar de actor worden gezonden, kunnen naar de aanwe-
zigheidsmelder worden gezonden om de lichtkanalen van de aanwezigheidsmelder te
blokkeren/deblokkeren, de regeling te deactiveren/activeren of de interne scène 1/2
toe te passen.
Zie pagina 32 hoofdstuk 2.4.19
Functie
Beschrijving
Schakelen
Object beschikbaar als bij <Kanaal C4.X aanwezigheid> „actief.." of <Kanaal C5.X
aanwezigheid> „actief.." werd geselecteerd.
Waarde zenden
Het kanaal C4, C5 aanwezigheid zendt bij aanwezigheid (onafhankelijk van de lichtster-
Percentage
kte, na eventuele vertraging door geparametreerde inschakelvertraging) een gepara-
zenden
metreerd telegram of helemaal geen telegram. Na afloop van de nalooptijd wordt het
HVAC-bedrijfs-
geparametreerde telegram of helemaal geen telegram verzonden. Het telegramtype kan
modus
vrij worden geselecteerd.
Scène zenden
Blokkeren/de-
Object beschikbaar als bij <Blokkeringsfunctie activeren> „ja" werd geselecteerd.
blokkeren
Het kanaal aanwezigheid kan met een AAN- of UIT-telegram worden geblokkeerd. De
reactie bij begin van de blokkering kan als volgt worden gedefinieerd:
- geen reactie
- zoals bij herkende aanwezigheid
- zoals aan het eind van de nalooptijd
Het kanaal aanwezigheid wordt met een AAN- of UIT-telegram gedeblokkeerd, als aanvulling
op het telegram bij het blokkeren. Na deblokkering wordt de huidige toestand gezonden.
Trigger in-/
Object beschikbaar als bij <Bedrijfsmodus Master> „Parallelschakeling" of <Bedrijfsmo-
uitgang
dus> „Slave" werd geselecteerd.
De trigger in- / uitgang is nodig voor de parallelschakeling van meerdere aanwezigheids-
melders. Er zijn twee soorten schakelingen mogelijk:
Master-Slave parallelschakeling: één Master ontvangt de bewegingsinformatie van
meerdere Slaves in de ruimte en schakelt of regelt de verlichting naar behoefte volgens
de door de Master gemeten lichtsterkte. Het voordeel is een uniforme schakeling met
een gedefinieerde lichtsterkte. Dit kan bijvoorbeeld in gangen worden toegepast, waar-
bij de Master op de donkerste plaats wordt gemonteerd.
Master-Master paralleleschakeling: meerdere Masters wisselen de bewegingsinformatie
onderling uit. Het voordeel is een zone met uniforme aanwezigheidsdetectie, maar met
meerdere lichtmetingen; bijvoorbeeld 3 lichtgroepen in een ruimte, waarbij de groep
dichtbij het raam veel sterker kan worden gedimd dan de lichtgroepen in de ruimte.
Elke melder zendt bij het herkennen van bewegingen hoogstens twee AAN-telegrammen
per minuut. De afstand (cyclustijd) tussen twee telegrammen kan op max. 4 min worden
ingesteld. Let op: De afstand tussen twee trigger-telegrammen moet altijd kleiner wor-
den ingesteld dan de nalooptijd.
Neem de opmerkingen betreffende parallelschakeling op pagina 35 hoofdstuk 4 in acht.
Afhankelijk van de gekozen parametrering kunnen via object 42 interne scènes worden
opgeroepen of scènes direct worden aangestuurd.
Scène 1/2
Interne scènes: object 42 wordt "Ingang scène" als bij <scèneregeling> "Interne
scènes" werd geselecteerd.
Een UIT-telegram naar het scène-ingangsobject roept scène 1 op, terwijl een AAN-
telegram scène 2 oproept.
Scènenummer
Object 42 wordt "Uitgang scène" als bij <scèneregeling> "Scènenummer naar bus
zenden" werd geselecteerd.
Als de scènetoetsen
theSenda S het scèneuitgangsobject naar het ingestelde scènenummer.
Pagina 14 van 55
van de gebruikersafstandsbediening worden ingedrukt, zendt
Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden.