Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorwaarden Voor De Opstelling - REMKO WKL 20 INOX Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Werkwijze
Na het inschakelen van het apparaat door activering
van de bedrijfsschakelaar in de stand „Verwarmen"
schakelt de ventilator-oliebrander zich automatisch in.
De groene controlelamp in het bedieningsveld brandt.
Na het bereiken van de vast ingestelde gewenste tem-
peratuur van de temperatuurregelaar (TR) schakelt de
luchttoevoerventilator zich automatisch in. Er wordt war-
me lucht uitgeblazen.
De brandkamer met warmtewisselaar wordt nu opge-
warmd totdat de gewenste temperatuur van de tempe-
ratuurbewaker (TB) bereikt is.
Bij het verwarmingsbedrijf via een ruimtethermostaat of
andere ruimtetemperatuurregelingen
(bedrijfsschakelaar in de stand „Verwarmen") schakelt
de brander na het bereiken van de gewenste ruimte-
temperatuur uit. Als er warmte nodig is, dan wordt de
brander weer volautomatisch ingeschakeld.
Door de ingebouwde temperatuurregelaar en de bran-
derautomaat (bestanddeel van de oliebrander) worden
alle functies van het apparaat volautomatisch uitge-
voerd en veilig bewaakt.
Na het uitschakelen van het apparaat via de bedrijfs-
schakelaar of door de ruimtethermostaat loopt de lucht-
toevoerventilator nog een bepaalde tijd na tot de brand-
kamer en de warmtewisselaar zijn afgekoeld, en scha-
kelt dan automatisch uit. Al naargelang de hoogte van
de temperatuur kan de nakoelfase evt. herhaald worden.
Het apparaat mag nooit voor het aflopen van de
hele nakoelfase (behalve in noodsituaties) van het
stroomnet geïsoleerd worden!
Bewaking van het apparaatbedrijf
Bij eventuele onregelmatigheden of het doven van de
vlam wordt het apparaat uitgeschakeld door de bran-
derautomaat. Een nieuwe start kan pas geschieden na
manuele ontgrendeling van de branderautomaat.
Een ingebouwde temperatuurbewaker (TB) regelt
in het verwarmingsbedrijf de apparaat- resp. uitblaas-
temperatuur.
Een ingebouwde veiligheidstemperatuurbegrenzer
(VTB) onderbreekt de apparaat- en branderfunctie bij
uitval van de TB of extreme oververhitting.
De manuele ontgrendeling van de VTB kan pas ge-
schieden na afkoeling van het apparaat.
Voor de ontgrendeling (heringebruikname) moe-
ten absoluut de mogelijke oorzaken voor het rea-
geren van de VTB gelokaliseerd worden.
De veiligheidsinrichtingen mogen tijdens het be-
drijf niet overbrugd noch geblokkeerd worden!
Voorwaarden voor de
opstelling
Bij de opstelling van de apparaten moeten in principe
de richtlijnen van de bouwverordening en de stookin-
stallatieverordening worden nageleefd.
De Eerste verordeningen voor de uitvoering van de
(Duitse) immissiebeschermingswet (1. BImSchG) en de
daarna uitgevaardigde wetgeving van de verordening
over kleine stookinstallaties (1. BImSchV) moeten even-
eens toegepast worden. Hier zijn warmeluchtgenerators
(WLG) echter speciaal uitgezonderd van sommige pun-
ten.
Keuze van de opstellingsplaats
Bij de keuze van de opstellingsplaats moeten de eisen
worden afgestemd met het oog op:
brandveiligheid en bedrijfsgevaren
werking
b.v. ruimteverwarming, drukverhoudingen in de opstel-
lingsruimte
bedrijfsvoorwaarden
b.v. warmtebehoefte, nominale luchtvolumestroom,
behoefte aan omgevings- of buitenlucht, luchtvoch-
tigheid, ruimtetemperatuur, luchtverdeling, plaatsbe-
hoefte
aansluitmogelijkheid aan de gasafvoerinstallatie
bewakings-, montage-, reparatie- en onderhoudsmo-
gelijkheden
verhouding van ruimtevolume en totale nominale
warmtecapaciteit, met name bij natuurlijk geventi-
leerde ruimtes.
Voor een verbod op de oprichting van stookplaatsen
moet de gevaarlijke concentratie in de opstellingsruimte
en daarnaar open belendende ruimtes in het specifieke
geval gecontroleerd worden.
Voor ruimtes waarin licht ontvlambare stoffen of meng-
sels in zulke hoeveelheden verwerkt, opgeslagen of ge-
produceerd worden, dat door een ontsteking gevaren
ontstaan, mogen uitzonderingen gemaakt worden. Door
adequate maatregelen moet gegarandeerd worden dat
de stoffen of mengsels niet door de stookplaats kunnen
ontbranden.
Opstelling
De apparaten moeten stabiel op een geschikte, niet-
brandbare ondergrond en buiten verkeerszones, b.v.
ook van kranen, opgesteld worden.
De apparaten moeten zo worden opgesteld en wer-
ken, dat personen niet in gevaar worden gebracht
door afvoergassen en stralingswarmte en er geen
brand kan ontstaan.
De apparaten moeten zo opgesteld en gemon-
teerd worden, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn
voor bewakings-, reparatie- en onderhoudswerk-
zaamheden.
5

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave