INSTALLATIE
2
2.3 Minimale inlaatsecties
Figuur 2-10: Inlaatsecties
1 Algemene inlaatsectie zonder de flow te storen ≥ 15 DN
2 Na een regelklep ≥ 50 DN
3 Na een vernauwing in de pijp ≥ 20 DN
4 Na één bocht van 90° ≥ 20 DN
5 Na een dubbele bocht 2x90° ≥ 30 DN
6 Na een dubbele bocht 2x90° driedimensionaal ≥ 40 DN
7 Uitlaatsectie: >5 DN
INFORMATIE!
De nominale diameter van de flens is belangrijk voor het bepalen van de minimale inlaat- en
uitlaatsecties voor de versies met gereduceerde nominale diameter van de Vortex flowmeter
F1R en F2R.
14
www.krohne.com
OPTISWIRL 4200
10/2015 - 4004757201 - QS OPTISWIRL 4200 R01 nl