4. 3. Reiniging
Bij het schoonmaken als volgt te werk gaan:
1.
Rotor, bekers en toebehoor buiten de centrifugekamer schoonmaken.
2.
Rotor, bekers, deksels, buisjes en afdichtringen van elkaar scheiden, om deze grondig
te kunnen schoonmaken.
3.
De rotor en toebehoren spoelen met warm water en een neutraal schoonmaakmiddel
dat geschikt is voor de materialen van de centrifuge. Bij twijfel contact opnemen met
de fabrikant van het schoonmaakmiddel.
4.
Om hardnekkige resten te verwijderen een zachte borstel zonder metalen haren
gebruiken.
5.
Rotor en alle toebehoren met gedestilleerd water spoelen.
6.
Rotors met de boringen naar beneden wijzend op een kunststof rooster leggen om
volledig afdruipen en drogen mogelijk te maken.
7.
Alle rotoronderdelen en accessoires na het schoonmaken met een droge doek of in een
warmeluchtkast bij maximaal 50 °C drogen. Let er bij het gebruik van droogkasten op
dat de temperatuur nooit boven 50 °C komt. Hogere temperaturen kunnen het materiaal
beschadigen en tot een kortere levensduur van de onderdelen leiden.
8.
Rotor en toebehoren op sporen van schade controleren.
9.
De aluminium onderdelen (inclusief boringen) na het schoonmaken overal insmeren
met olie die tegen corrosie beschermt(70009824).
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Onderhoud en verzorging
Voordat een reinigingsprocédé wordt toegepast, dient de gebruiker zich
er bij de fabrikant van het schoonmaakmiddel van te verzekeren dat het
geplande procédé de materialen niet beschadigt.
Aandrijving en dekselslot kunnen door binnendringende vloeistoffen
beschadigd raken. Er mogen geen vloeistoffen, vooral geen organische
oplossingen, bij aandrijfas, kogellagers of dekselslot komen. Organische
oplosmiddelen breken het vet van de motorophanging af. De drijfas kan
blokkeren.
Snijwonden.
De condensor niet aanraken, terwijl u de achterzijde van de centrifuge
schoonmaakt.
De scherpe randen kunnen snijwonden tot gevolg hebben als u de
condensor aanraakt.
56 / 89