Menu-item
TRANSPON
DER
OMGEVING
Instelling
Schakel met de navigatietoets over naar de ko-
lom TRANSPONDER en kies met de navigatieto-
etsen de transponder die moet worden ge-
bruikt voor het zoeken naar zenders. Druk nu op
de toets O K om de desbetreffende transponder
te markeren.
TOEVOEGEN
Druk op de gele toets om een nieuwe transpon-
der toe te voegen. Voer de gevraagde gegevens
in en bevestig met O K resp. druk op E X I T , om
de procedure te annuleren.
FREQUEN
Voer de frequentie in met behulp
TIE
van de cijfertoetsen.
Voer de baudsnelheid in met be-
SYMBOOL
hulp van de cijfertoetsen.
POLARISA
Kies met de polarisatie.
TIE
WISSEN
Selecteer de te verwijderen transponder zoals
hierboven beschreven in de lijst en druk op de
rode toets. Bevestig de vraag met JA.
BEWERKEN
De instelmogelijkheden zijn hetzelfde als voor
TOEVOEGEN.
SCANNEN
De instelmogelijkheden zijn hetzelfde als voor
SCANNEN onder Satellit.
LNB
Hier stelt u de voedingsspanning
SPANNING
voor de LNB in.
Voer hier de oscillatorfrequentie
LNB TYPE
voor uw LNB-type in. Standaard is
UNIVERSEEL geselecteerd.
Stel hier eventueel de ‚tone' in; stan-
22KHZ
daard is AUTO.
Als uw satellietinstallatie een to-
TONE
neburst nodig heeft kunt u hier
BURST
BURST A of B instellen.
DE
FR
IT
NL
EN
47