1. Zet de computer uit en daarna weer aan.
2. Als nog steeds alleen de cursor op het scherm verschijnt, doet u het volgende:
– Als u partitioneringssoftware hebt gebruikt, controleer die partitie op het opslagstation dan met
behulp van die software en herstel de partitie, indien nodig.
– Gebruik de hersteloplossingen voor het op het systeem terugzetten van de fabrieksinstellingen.
Als het probleem blijft bestaan, moet de computer worden nagekeken.
• Probleem: Het scherm wordt zwart terwijl de computer aan staat.
Oplossing: Mogelijk is er een schermbeveiligingsprogramma (screen saver) actief of staat de computer in
een spaarstand. Voer een van de volgende handelingen uit:
– Raak het TrackPoint-aanwijsapparaat aan of druk op een toets om de screensaver te verlaten.
– Druk op de aan/uit-knop om de normale werking van de computer vanuit de slaapstand of de
sluimerstand te hervatten.
• Probleem: Er verschijnt niets op het scherm.
Oplossing: Voer de volgende handelingen uit:
– Druk op de wisselknop van de weergavemodus
– Als u de netvoedingsadapter gebruikt, of als u de batterijen gebruikt en het batterijstatuspictogram
aangeeft dat de batterijen nog niet leeg zijn, drukt u op de toets voor meer helderheid
scherm helderder te maken.
– Als de computer in de slaapstand staat, drukt u op de aan/uit-knop om de normale werking te hervatten.
– Als het probleem zich blijft voordoen, volg dan de aanwijzingen bij Oplossing voor het onderstaande
probleem.
• Probleem: De weergave op het scherm is onleesbaar of vervormd.
Oplossing: Controleer of:
– het beeldschermstuurprogramma op de juiste manier is geïnstalleerd.
– de schermresolutie en de kleurdiepte goed zijn ingesteld.
– het beeldschermtype goed is ingesteld.
U kunt deze instellingen als volgt controleren:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de computer en sluit het externe beeldscherm aan op een
stopcontact.
2. Zet het externe beeldscherm aan.
3. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en klik op Schermresolutie.
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klikt u op de knop
Detecteren.
4. Selecteer het externe beeldscherm en stel de Resolutie in.
5. Klik op Geavanceerde instellingen.
6. Klik op de tab Beeldscherm. Controleer aan de hand van de gegevens in het informatievenster
of het beeldschermtype correct is.
Als het beeldschermtype goed is, klikt u op OK om het venster te sluiten. Zo niet, ga dan verder met
de volgende stappen.
1. Wanneer twee of meer beeldschermtypen worden afgebeeld, selecteert u Generiek
PnP-beeldscherm of Generiek Non-PnP beeldscherm.
om het beeld weer te geven.
.
Hoofdstuk 8
Computerproblemen oplossen
om het
109