Voorwaarden van uw werkomgeving
Het niet naleven van deze aanwijzingen kan storingen of beschadiging van het
toestel tot gevolg hebben. Voor deze gevallen geldt geen waarborg.
•
Laat uw navigatiesysteem en alle aangesloten apparatuur nooit in contact
komen met vocht. Verder vermijdt u ook stof, hitte en directe zonnenstralen.
Negeert u deze raadgevingen, dan kan dat leiden tot storingen en
beschadigingen van uw apparaat.
•
Bescherm uw toestel in ieder geval tegen vocht bijv. door regen en hagel.
Opgelet! Vochtigheid kan door condensatie ook binnenin een beschermhoes
ontstaan.
•
Vermijd sterke vibraties en schokken, zoals die b.v. bij veldrijden kunnen
optreden.
•
Zorg ervoor, dat het toestel niet uit zijn houder los kan komen, b.v. bij het
remmen. Monteer het toestel zo loodrecht mogelijk.
Reparaties
•
Heeft u technische problemen met uw apparaat, dan kunt u hiermee steeds
bij ons service center terecht.
•
Is een reparatie noodzakelijk, dan wendt u zich uitsluitend aan onze
gemachtigde Servicepartner. Het adres vindt u op uw garantiekaart.
Omgevingstemperatuur
•
Uw apparaat kan bij een omgevingstemperatuur van 5° C tot 40° C en bij
een relatieve luchtvochtigheid van 10% - 90% (niet-condenserend) werken.
•
Staat uw apparaat uit dan kunt u hem bij 0° C tot 60° C wegzetten.
•
Het toestel dient veilig vervoerd te worden. Vermijd hoge temperaturen
(bijv. bij het parkeren of door rechtstreeks zonlicht).
2
Nederlands