13.8
Toonsignaal
De ultimail bevestigt iedere toetsdruk met een biep. Een opeenvolging van toonsig-
nalen wijst op een fout. U kunt deze functie aan uw wensen aanpassen.
SYSTEEMINSTELLINGEN
De mogelijke instellingen en hun betekenis:
ALLEEN FOUTMELDING
SETUP
OVERIGE
AAN
UIT
Uitgebreide instellingen en systeeminformaties
• Het SETUP-menu oproepen met de
toets
.
• SYSTEEMINSTELLINGEN
OVERIGE selecteren.
• Zo vaak op de toets naast TOONSIG-
NAAL drukken, tot u de gewenste
instelling ziet: AAN, UIT of ALLEEN
FOUTMELDING.
De aangeduide instelling is actief en blijft
ook na het uitschakelen van de ultimail
behouden tot de volgende wijziging.
Toonsignaal bij iedere toetsdruk.
Geen toonsignaal.
Toonsignaal bij fouten.
99