De signalering van het alarm blijft zichtbaar tot wanneer de kaart in stand-by is gezet.
ALARM VUILE CONDENSOR (alleen modellen -22/+5°C en -25/ 15°C)
Wanneer de condensatietemperatuur te hoog is, vanwege een zeer vuile condensor, verschijnt op het
display het label [dCA], afgewisseld met de celtemperatuur. Ook wordt de zoemer ingeschakeld. Ook de
buzzer wordt geactiveerd.
De buzzer kan worden gestopt door op de
De signalering van het alarm blijft zichtbaar tot wanneer de kaart in stand-by is gezet.
Tegelijkertijd wordt het werkinstelpunt van het apparaat automatisch gewijzigd, om de intactheid van het
systeem te waarborgen
De nieuwe instelling blijft aanhouden totdat de condensatietemperatuur binnen de norm komt.
ALARM HOGE DRUK
In geval waarin een druk van de koelinstallatie wordt vastgesteld welke hoger is dan de toegestane waarden,
verschijnt op de display het label [HP] afgewisseld met de temperatuur van de cel.
Ook de buzzer wordt geactiveerd.
De buzzer kan worden gestopt door op de
De signalering van het alarm blijft zichtbaar tot wanneer de kaart in stand-by is gezet.
Indien de oorzaak welke het alarm heeft gegenereerd, voortduurt bij de achtereenvolgende inschakeling, zal de
signalering [HP] zich opnieuw herhalen.
Gedurende deze gebeurtenis worden alle relais-uitgangen gedisactiveerd met uitzondering van de uitgang
die betrekking heeft op de ventilator van de condensator.
ALARM LAGE VERDAMPINGSTEMPERATUUR (alleen modellen -22/+5°C en -25/ 15°C)
Wanneer de verdampingstemperatuur te laag is, vanwege een ingepakte condensor, verschijnt op het
display het label [LtE], afgewisseld met de celtemperatuur. Ook de buzzer wordt geactiveerd.
De buzzer kan worden gestopt door op de
De zichtbare signalering van het alarm blijft aanhouden totdat de verdampingstemperatuur binnen de norm
komt.
Wanneer dit niet gebeurt voert de machine een automatische ontdooiing uit.
ALARM LAGE DRUK (alleen modellen -22/+5°C en -25/ 15°C)
Wanneer er een druk van het koelsysteem wordt vastgesteld die lager is dan de grenswaarden verschijnt op
het display het label [LP], afgewisseld met de celtemperatuur. Ook de buzzer wordt geactiveerd.
De buzzer kan worden gestopt door op de
De signalering van het alarm blijft zichtbaar tot wanneer de kaart in stand-by is gezet.
Indien de oorzaak welke het alarm heeft gegenereerd, voortduurt bij de achtereenvolgende inschakeling, zal de
signalering [LP] zich opnieuw herhalen.
Tijdens deze gebeurtenis worden alle relaisuitgangen uitgeschakeld.
ALARM EINDE ONTDOOIEN, BEEINDIGD VANWEGE TIME-OUT (alleen modellen -22/+5°C en -25/ 15°C)
Wanneer de verdampingssonde aan het einde van het ontdooien niet de vooraf bepaalde waarde heeft
bereikt verschijnt op het display het label [tOd], afgewisseld met de celtemperatuur. Ook de buzzer wordt
geactiveerd.
De buzzer kan worden gestopt door op de
het alarm gereset.
-toets te drukken.
-toets te drukken.
-toets te drukken.
-toets te drukken.
-toets te drukken. Met de volgende toetsaanslag
26
wordt