12.1 KOUDEMIDDELVULLING
12.1.1 Vervangingsprocedure van koudemiddel als unit gestopt en vacuüm is (koudemiddelvulling in
vloeibare fase)
Open de afsluitklep zo ver mogelijk zodat deze de servicekoppeling sluit. Sluit de koudemiddelcilinder aan op de
servicekoppeling zonder deze aan te spannen. Sluit de afsluitklep voor vloeistof voor de helft. Als het circuit ontvochtigd en
vacuüm is, voeg dan de vloeistof toe door de cilinder ondersteboven te draaien. Weeg de juiste hoeveelheid af en voeg
deze toe. Open de klep helemaal. Start de unit en laat deze enkele minuten op volle kracht lopen. Controleer of de
indicator helder is en vrij van bellen. Zorg dat u er zeker van bent dat de transparantie zonder bellen door de vloeistof komt
en niet het gevolg is van dampen. Als de unit juist functioneert kan er oververhit worden van 4-7 °C en onderkoeld worden
van 4-8 °C. Te hoge waarden van oververhitting kunnen worden veroorzaakt door een gebrek aan koudemiddel en te hoge
onderkoelwaarden door een teveel aan koudemiddel. Als u het peil hebt gecontroleerd moet u controleren of de unit
binnen de genoemde waarden valt: meet de temperatuur van de stroomafwaartse zuigstroom van de thermostatische
kleplamp terwijl de unit op volle kracht loopt. Lees de balansdruk naar de verdamper op de lagedrukmanometer en de
overeenstemmende verzadigingstemperatuur.
De oververhitting is gelijk aan het verschil tussen de temperaturen die op deze wijze zijn gemeten. Meet vervolgens de
temperatuur van de vloeistofstroom uit de condensor en lees van de hogedrukmanometer de balansdruk af van de
condensor en de bijbehorende verzadigingstemperatuur. De onderkoeling is het verschil tussen deze temperaturen.
WAARSCHUWING! Sluit terwijl u koudemiddel toevoegt geen van de regelsystemen uit en laat water circuleren in de
verdamper om de vorming van ijs te voorkomen.
Koelcircuitdiagram met verbinding naar vacuümpomp
Koudemiddelvulling in de vloeibare fase
Pagina 31