Installeren / aanpassen
Elektrische aansluiting
Aansluiting
Een warmtepomp mag alleen worden aangesloten met
toestemming van de energieleverancier en onder toe-
zicht van een erkend elektrotechnisch installateur.
Indien er gebruik wordt gemaakt van een van een ze-
keringautomaat, moet deze een D-karakteristiek (com-
pressorbedrijf) hebben. Zie Technische gegevens voor
de maatbepaling van zekeringautomaten.
Als het pand een aardlekschakelaar heeft, moet de
warmtepomp van een afzonderlijke aardlekschakelaar
worden voorzien.
Bij de F1330 zit er geen werkschakelaar op de ingaan-
de elektrische voeding. De warmtepomp moet direct in
de nabijheid af te schakelen zijn door een werkschake-
laar (contacten met 3 mm schakelafstand).
Als er in het pand een isolatietest moet worden uitge-
voerd, moet de warmtepomp wordt ontkoppeld.
De warmtepomp in de afbeelding is uitgerust met accessoires.
16
Sluit de warmtepomp aan op klemmenstrook X9, 400 V
3-fase, nul + aarde via een verdeelkast met zekeringen.
Bij meer dan één warmtepomp moet iedere eenheid
een afzonderlijke voeding hebben.
Ga verder met de installatie door de inspectie uit te
voeren als beschreven in Beschrijving van functies -
Inbedrijfstelling > Inspectie.
LET OP! Het is niet toegestaan om extra compo-
nenten te monteren in het elektrisch aansluitge-
deelte binnen de warmtepomp.
Let op: de F1330 levert regel- en stuurspanningen
van 230 V, bedoeld voor de regeling van externe
magneetrelais en niet voor de directe aansluiting
van pompen.
164
Voelerkabels
Fasevolgordemonitor
De fasevolgordemonitor start zodra de voeding is aange-
sloten op de warmtepomp. Controleer de fasevolgorde
zoals hieronder wordt weergegeven.
De rode LED brandt bij een correcte fasevolgorde en
begint te knipperen in geval van een incorrecte fase-
volgorde.
Indien er een fout in de fasevolgorde zit, activeert de
warmtepomp een bronalarm in beide modules.
NIBE F1330
X9, ingaande elektriciteit Voedingskabel