5.2 Kalibratie
In hoofdstuk 4.2 wordt beschreven hoe een kalibratie doorgevoerd moet worden.
De volgende aanwijzingen dienen opgevolgd te worden bij de kalibratie:
•
Om een nauwkeurige meting te waarborgen, dient de wit-/zwartkalibratie absoluut correct
doorgevoerd te worden.
•
Wanneer de meetcondities (bijv. bij schommelende temperaturen) sterk afwijken van de
kalibratie, dient zo snel mogelijk een kalibratie doorgevoerd te worden. Ook wordt een
herkalibratie aanbevolen, wanneer de laatste succesvolle kalibratie meer dan 24 uur geleden
is doorgevoerd.
•
De kalibratiestandaard (zwart/wit) moet regelmatig gereinigd worden en dient bewaart te
worden in een koele, droge, donkere omgeving.
5.3 Gemiddelde
De procedure voor de gemiddelde meting wordt omschreven in hoofdstuk 4.3.4.
Indien het meetobject erg groot is, en niet over het gehele oppervlak over dezelfde
materiaalkenmerken beschikt, dient een meting op meerdere punten uitgevoerd te worden. Zo kan
een gemiddelde bepaald worden, om tot de correcte chromatische waarden te komen. Met de
kleurmeter kunnen 2...99 metingen voor de berekening van het gemiddelde gedaan worden.
5.4 Lichtbron
Afhankelijk van uw individuele meetomstandigheden kunt u de lichtbron instellen. In het
beeldscherm voor de instelling van de lichtbron kunt u de meethoek en de lichtbron van de standard
en de UV-lichtbron instellen (modelafhankelijk).
Ga in het hoofdmenu naar het menupunt "light source setting", om in het volgende scherm te
komen:
GEBRUIKSAANWIJZING Kleurmeter PCE-CSM 20/21/22
25