Bediening
Bediening
Er staan aanvullende bedieningsinstructies,
gerelateerde waarschuwingen en technische
gegevens in de instructiehandleidingen van de
afzonderlijke componenten die bij uw systeem zijn
geleverd, zie Bijbehorende handleidingen, pagina 1.
Thermisch geïnduceerde
drukontlasting (alleen oliepompen)
GEVAAR VAN THERMISCHE EXPANSIE
Materialen in besloten ruimtes - waaronder slangen -
die aan hitte worden blootgesteld, kunnen door
thermische expansie een drukstijging veroorzaken.
Door overdruk kunnen installatieonderdelen barsten
en ernstig letsel veroorzaken.
Oliepompen hebben een ingebouwde, thermisch
geïnduceerde drukontlasting zoals aangegeven
in A
. 3. Deze zorgt ervoor dat een teveel
FB
aan thermisch geïnduceerde systeemdruk
automatisch via de pomp en terug naar het
oliereservoir wordt ontlast:
•
Gebruik altijd een drukregelaar met
luchtdrukontlasting om de pomp / motor
achteruit te laten draaien. De regelaar voert
een teveel aan luchtdruk af.
•
Er mogen geen belemmeringen tussen
de luchtinlaat van de pomp en de regelaar
aanwezig zijn.
•
Er mogen geen belemmeringen zitten tussen
de benedenstroomse leidingen en de
pompuitlaat, zoals gesloten kogelventielen
of terugslagventielen.
•
Er mogen geen belemmeringen zitten tussen de
pompinlaat en vloeistofhouders, zoals gesloten
kogelventielen of terugslagventielen.
•
Gebruik alleen door Graco ontwikkelde
aanzuigleidingen met een ingebouwde
ontlastingsvoorziening voor toepassingen met
wandmontage.
•
Gebruik altijd een inlaatzeef om te voorkomen dat
de ontlastingskanalen in de pomp verstopt raken.
- Bedien de pomp niet zonder inlaatzeef.
•
Controleer de inlaatzeef regelmatig op
verstoppingen en telkens wanneer de container
is verwisseld.
8
a
b
A
. 3: a - ontlastingskanaal pompcilinder;
FB
b - ontlastingskanaal inlaatkeerklep
Werkingsprincipe thermische
ontlasting
De pomp werkt ongeveer hetzelfde als de meeste
dubbelwerkende zuigerpompen. De pomp stopt
alleen volledig bij de slag naar boven. De pomp slaat
door op de slag omlaag door het ontlastingskanaal
in de inlaatkeerklep.
Overmatige druk door de benedenstroomse
thermische expansie zorgt dat de luchtmotor / pomp
achteruit draait (omlaag). De vloeistofdruk wordt
ontlast via het ontlastingskanaal voor de inlaatkeerklep
terwijl de zuiger van de pomp omlaag beweegt.
De luchtdruk wordt tegelijkertijd ontlast via het
luchtinlaatkanaal. De zuiger van de pomp beweegt
omlaag waardoor het ontlastingskanaal van de
pompcilinder onderaan de slag bloot komt te liggen.
Aanvullende overmatige druk wordt daarna ontlast via
het ontlastingskanaal voor de inlaatkeerklep en het
ontlastingskanaal van de pompcilinder.
De druk wordt ontlast bij de pomp via het
ontlastingskanaal van de pompinlaat. De pomp
wisselt niet onderaan de slag door het ontlasten van
de overmatige druk vanwege de plaatsing van de
groef van de pompcilinder ten opzichte van het
stuurventiel van de luchtmotor.
3A5382R