Installatie
Installatie
Aarding
De apparatuur moet worden geaard om het risico op
statische vonken te beperken. Statische vonken
kunnen ervoor zorgen dat dampen ontbranden of
ontploffen. Aarding biedt de elektrische stroom een
ontsnappingsdraad.
Aard de volgende apparatuur:
Pomp: Gebruik een aarddraad en -klem (A
a. Verwijder de aardingsschroef (1c) en steek
deze door het oog van de ringklem aan het
uiteinde van de aarddraad (1d).
b. Bevestig de aardingsschroef weer terug
op het uiteinde en draai hem stevig vast.
OPMERKING: Het bestelnummer van een aarddraad
en klem is 222011.
A
. 1
FB
Lucht- en vloeistofslangen: Gebruik alleen
elektrisch geleidende slangen.
Luchtcompressor: Volg de aanbevelingen van
de fabrikant.
Doseerventiel: Aarding door aansluiting op een goed
geaarde materiaalslang en pomp.
Materiaaltoevoerhouder: Neem de plaatselijke
regels en voorschriften in acht.
6
Emmers met oplosmiddel die worden gebruikt bij
het spoelen: volg de lokaal geldende voorschriften.
Gebruik alleen geleidende metalen emmers; plaats
ze op een geaarde ondergrond. Plaats de emmer niet
op een niet-geleidende ondergrond, zoals papier
of karton, aangezien dan de continuïteit van
de aarding wordt onderbroken.
Aardingscontinuïteit handhaven bij het spoelen
of het ontlasten van de druk: Houd een metalen
gedeelte van het spuitpistool/doseerventiel stevig
tegen de zijkant van een geaarde metalen emmer
en schakel het pistool/ventiel in.
. 1).
FB
De pomp installeren
Er staan referentieletters in de volgende instructies;
zie de afbeeldingen van onderdelen op
pagina's 24 -
Naast de volgende algemene installatierichtlijnen voor
de pomp worden de installatie-instructies voor de
pomp voor uw specifieke systeem op de volgende
pagina's gegeven:
Bevestigingssysteem voor oliepomp met wandbeugel
op vat of IBC-tank - pagina 11.
Eenheid voor IBC-tank voor olie- en vetpomp,
pagina 13.
Op vat gemonteerde eenheid voor olie- en vetpomp,
pagina 18.
Onderstel voor olie- en vetpomp, pagina 21.
Zie de instructiehandleiding voor de olie- en vetpomp
van de serie LD die bij uw systeem is geleverd
1d
voor aanvullende informatie over de pomp,
zie Bijbehorende handleidingen, pagina 1.
1c
•
ti16123
•
•
48.
Voor alle CE-installaties zijn een kogelventiel (7)
en regelaar (8) verplicht. Het kogelventiel (7)
fungeert als stopvoorziening in noodgevallen.
Er moet een kogelventiel (7) bovenstrooms van
de regelaar (8) worden gemonteerd.
De vloeistofuitlaatleiding (2c),
vloeistofinlaatleiding (3) en luchtinlaatleiding (2b)
moeten flexibel zijn (bijvoorbeeld een slang).
LET OP
Verwijder afzettingen van de bodem van de
container voordat er een pomp op een bestaande
container wordt geïnstalleerd om schade aan de
pomp te voorkomen.
3A5382R