Inhoudsopgave
Advertenties
De controlelampjes voor brander en ventilator op de
schakelkast moeten nu gaan branden. Het apparaat
werkt nu volautomatisch en houdt de gekozen tempera-
tuur in stand.
De maximum temperatuur van de aangezogen
lucht mag niet hoger zijn dan 30
Aanwijzingen voor de veiligheidsvoorzieningen
Bij verhoogde temperatuur van de aangezogen lucht of
weerstand aan de uitblaasopening kan de brander tijde-
lijk uitgeschakeld worden door de beveiliging tegen
oververhitting (TW). Nadat de temperatuur weer
gedaald is, start de brander automatisch opnieuw.
Voorkom het te vaak opnieuw starten van de brander ti-
jdens het gebruik van het apparaat.
Bij een te hoge temperatuur aan de uitblaasopening
wordt het apparaat permanent uitgeschakeld door de
veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB).
Ventileren
Zet de aan/uit-schakelaar op de schakelkast in stand
"2" (= ventileren).
Het apparaat werkt nu als permanente ventilatie. Ther-
mostatische regeling is nu niet mogelijk.
Het buiten gebruik stellen
Zet de aan/uit-schakelaar op het bedieningspaneel in de
stand "0" en sluit de brandstofvoorziening af.
Belangrijke aanwijzingen voor de nakoelcyclus
De ventilator loopt door om de branderkamer af te koelen
en schakelt pas later uit.
De ventilator kan soms enkele malen gaan lopen voordat
de branderkamer geheel is afgekoeld.
Schakel de stroomtoevoer nooit uit (noodgevallen
uitgezonderd) voordat de
Schade aan het apparaat door oververhitting valt
niet onder de garantie!
Opheffen van Storingen
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de
brander en de elektrische installatie mogen om
veiligheidsredenen
personeel worden uitgevoerd.
Bij werkzaamheden aan het apparaat altijd de stekker
uit de wandcontactdoos nemen.
Het apparaat start niet
◊ Controleer de netaansluiting evtl. de zekeringen.
◊ Zet de aan/uit-schakelaar in stand "1"
o
C.
nakoelcyclus beëindigd is.
alleen
door
gekwalificeerd
◊ Controleer de veiligheidsthermostaat (STB).
Evtl. blokkering in schakelkast opheffen met de re-
setknop.
◊ Controleer de ruimtethermostaat en de stekker.
De ruimtethermostaat moet op een hogere tempera-
tuur ingesteld zijn dan de in de ruimte heersende
temperatuur.
◊ Controleer de zekering F6 in de schakelkast.
◊ Zet aan/uit-schakelaar in de stand "2" (=ventileren).
Als de ventilator nu gaat lopen, moet de fout in de
brander gezocht worden.
De brander start niet
◊ Controleer of het oliefilter vervuild is en open de
afsluitkraan bij het oliefilter.
◊ Controleer of er nog olie in het vooraadreservoir is.
◊ Controleer of er geen paraffine uitgevlokt is.
◊ Controleer of de olieslangen beschadigd zijn.
Aanzuigen van valse lucht.
◊ Controleer de veiligheidsthermostaat (STB).
Heeft de beveiliging het apparaat uitgeschakeld, dan
is het beslist noodzakelijk de oorzaak te onder-
zoeken:
– Het apparaat kon niet nakoelen omdat de stroom
onderbroken was.
– De temperatuur van de uitgeblazen lucht was te
hoog door onjuist gebruik van luchtslangen.
– De lucht kon niet ongehinderd aangezogen of uit-
geblazen worden.
◊ Controleer de temperatuurbewaking (TW) met de
geschikte middelen op zijn correcte werkwijze.
◊ Controleer of de sensor resp. het capillaire buisje
van de gecombineerde regelaar beschadigd zijn.
Zie beschrijving in hoofdstuk veiligheidsvoorzieningen.
◊ Controleer of het storingsindicatielampje van de
automatische olie-ontsteking brandt; zo ja, ontgrendel
dan het relais door de storingknop in te drukken.
De brander probeert nu te starten.
Let op! Belangrijke aanwijzingen
Mocht de brander tijdens de startfase nogmaals uitval-
len wegens storing, dan mag hij pas na een wachttijd
van 5 minuten opnieuw ontgrendeld worden.
Ontgrendel de brander daarna beslist niet meer.
Ontploffingsgevaar.
De ventilator start niet
◊ Druk op de resetknop van de ventilator in de
schakelkast.
◊ Controleer de hoofdzekeringen F1 tot F3 en de con-
troleer zekering F6 in de schakelkast.
◊ Controleer of de stroomkabels van de ventilator
beschadigd zijn.
◊ Controleer de ventilatorregelaar (TR) met de
geschikte middelen op zijn correcte werkwijze
9
Advertenties
Inhoudsopgave
