Inhoudsopgave
Advertenties
Werking van de apparaten
Na het inschakelen van het apparaat door de aan/uit-
schakelaar in de stand "Heizen" te zetten (doorver-
bindstekker in het thermostaatcontact) gaat het groene
controlelampje "Brenner" op de schakelkast branden en
wordt de oliebrander ingeschakeld. Het apparaat werkt
nu permanent zonder de ruimtetemperatuur te regelen.
De branderkamer met warmtewisselaar wordt nu opge-
warmd tot de vraagtemperatuur bereikt is. Nadat de
vraagtemperatuur bereikt is, wordt de ventilator automa-
tisch
ingeschakeld.
"Ventilator" op de schakelkast gaat branden. Er wordt
warme lucht uitgeblazen. Afhankelijk van de behoefte
aan warmte herhaalt het beschrevene zich continu.
Bij verwarming via een ruimtethermostaat (aan/uit-
schakelaar in de stand "Heizen") functioneert een en
ander zoals hiervoor beschreven en overeenkomstig de
ingestelde ruimtetemperatuur.
Door de drievoudig gecombineerde regelaar en de
branderautomaat (bestanddeel van de oliebrander met
compressor) worden alle functies volautomatisch uit-
gevoerd en gecontroleerd.
Nadat het apparaat met de bedieningsschakelaar of
door de ruimtethermostaat is uitgeschakeld blijft de ven-
tilator nog enige tijd lopen om de brander af te koelen
en schakelt zichzelf daarna uit. De ventilator kan soms
enkele malen gaan lopen voordat de branderkamer
geheel is afgekoeld.
Schakel de stroomtoevoer nooit uit (noodgevallen
uitgezonderd) voordat de
Schade aan het apparaat door oververhitting valt
niet onder de garantie!
Bij eventuele onregelmatigheden of een dovende vlam,
wordt het apparaat door de branderautomaat uit-
geschakeld. Het storingslampje van de automaat gaat
dan branden evenals het rode storingslampje "Brenner"
op de schakelkast. Een nieuwe start is pas mogelijk
nadat de blokkering van de branderautomaat met de
hand uitgeschakeld is met de "Reset"knop op de
schakelkast.
Een veiligheidsthermostaat (STB) onderbreekt de bran-
derfunctie bij oververhitting. De veiligheidsthermostaat
(STB) kan pas met de "Reset" knop op de schakelkast
ontgrendeld worden nadat het apparaat afgekoeld is.
De ventilatormotor wordt gecontroleerd door een ther-
misch relais. Bij overbelasting van de motor wordt de
ventilator uitgeschakeld en gaat het rode lampje
"Ventilator" op de schakelkast branden. De blokkering
kan met de "Reset" knop op de schakelkast worden op-
geheven.
Alle elektrische onderdelen worden nog extra gecon-
troleerd door automatische beveiligingen. Deze blokker-
ing kunnen alleen opgeheven worden door de schakel-
kast te openen (stroomtoevoer naar het apparaat eerst
afsluiten).
Vóór het opheffen van alle blokkeringen dient de
oorzaak van de storing beslist eerst vastgesteld te
worden.
Het
groene
controlelampje
nakoelcyclus beëindigd is.
Veiligheidsvoorzieningen
Drievoudig gecombineerde regelaar (DIN 3440)
Het apparaat heeft 3 functies:
– Ventilatorregelaar (TR)
– Temperatuurbeveiliging voor de brander (TW)
– Veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB)
Ventilatorregelaar (TR)
Het Schakelpunt is door middel van handle in te stellen.
Gewenste temperatuur ca. 35 °C.
Temperatuurbeveiliging voor de brander (TW)
Het schakelpunt is in te stellen door middel van de handle
aan de spindel.
Gewenste temperatuur ca. 85°C.
Veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB)
Schakelpunt is vast ingesteld volgens DIN 3440. Een
beveiliging tegen opnieuw inschakelen voorkomt dat de
brander opnieuw start.
Gebruik de resetknop in de schakelkast om opnieuw
starten mogelijk te maken.
Controleer voor het opnieuw inschakelen eerst of
een goede werking van het apparaat mogelijk is
om te voorkomen dat de maximumtemperatuur op-
nieuw overschreden wordt.
Aanwijzing!
Het apparaat is bestand tegen temperaturen tot -20 °C.
Door middel van een sensor wordt het apparaat bij een
temperatuur beneden -20 °C automatisch uitgeschakeld.
Loopt de temperatuur op dan wordt het weer in-
geschakeld.
Bij beschadiging van de sensor of van het capillaire
buisje evenals bij het bereiken van een temperatuur van
220 °C loopt de vloeistof uit het buisje, waarna het ap-
paraat door de beveiliging uitgeschakeld wordt.
Het apparaat werkt dan niet meer en het buisje moet
vervangen worden.
Bij eventuele vervanging van de drievoudige combina-
tieregelaar mag uitsluitend een origineel REMKO onder-
deel gebruikt worden.
◊
Let op een zorgvuldige installatie en montage.
◊
De capillaire buisjes mogen niet dichtbij de soldeer-
plaatsen gebogen worden.
◊
De capillaire buisjes mogen bij het inbouwen niet
beschadigd of geknakt worden.
◊
De sensoren mogen uitsluitend d.m.v. de in de fabriek
aangebrachte bevestigingslip gemonteerd worden.
◊
De sensoren moeten steeds vrij van stof en vuil ge-
houden worden.
5
Advertenties
Inhoudsopgave
