Storingslokalisering
Storing
Ventilator slaat aan, ontsteking maakt
vonk, vlam brandt niet, meldt storing.
TC meldt storing.
Brander gaat na storingsvrij aanslaan
weer uit, slaat weer goed aan maar
gaat weer uit etc.
Slaat aan volgens programma,
vlammen gaan aan en weer uit.
Storingsmelding.
Servomotor stelt kleppensturing niet
meer in beweging.
Brander functioneert normaal maar
meldt af en toe een storing.
Mogelijke fout
a)
Bij gebruik van Kromschröder
dichtheidscontrole met L&S-ventielen heeft
de ventieldichtheidscontrole een storing
gemeld.
a)
Gasdrukbewaking defect.
b)
Gasdrukbewaking te hoog ingesteld.
c)
Gasdruk daalt bij aanslaan te sterk.
a)
Gasverbrandingsautomaat defect.
b)
Ionisatie-elektrode reikt niet ver genoeg in
vlamgebied.
c)
Ionisatie-elektrode maakt contact met
massa.
d)
Ionisatiekabel onderbroken.
e)
Fase R en middelfase Mp bij
steekverbinding of aansluitklemblok
verwisseld.
f)
Aarding brander niet aangesloten.
g)
Aardleiding in huis ergens onderbroken.
a)
Beide eindschakelaars in servomotor
gelijktijdig ingedrukt.
b)
Servomotorbeveiliging reageert niet.
a)
Luchtdrukschakelaar schakelt vaak niet.
b)
Van tijd tot tijd uitval ontstekingselektrode
door defect.
c)
Gasverbrandingsautomaat defect.
d)
Ongelijkmatige ionisatiestroom.
e)
Ionisatiestroom wordt te laag door
kruipstroom.
f)
Ionisatiestroom wordt te laag door slechte,
niet zichtbare isolatie van de kabel
dreizler BA A 1053 - Pagina 34
Identificeren en herstellen
Dichtheid ventielen controleren door
drukhoudcontrole van de
ventieltussenruimte bij 100 mbar, als
uitgangsventiel "niet dicht" meldt. Als het
ingangsventiel niet dicht is, drukstijging
tussen ventielen in stilstand observeren.
Eventueel ventieldichtheidscontrole
vervangen.
TC ontstoren.
Vervangen.
Ingestelde waarde reduceren.
Verontreinigd gasfilter reinigen.
Gasdrukregelaar defect.
Water in gasleiding.
Gasdruk controleren en eventueel
gasbedrijf inlichten.
Vervangen.
Ionisatie- of UV-stroom meten, elektrode
iets verdraaien, daarvoor schroeven
losmaken, niet verbuigen.
Elektrode corrigeren
Kabel vervangen, ionisatiestekker
controleren.
Met stroommeter controleren en eventueel
klemmen opnieuw aanbrengen.
Aarding aansluiten.
Contact opnemen met electricien,
eventueel brug van middelpunt naar aarde
inbouwen.
Trapinstelling opnieuw kiezen.
Aansluiting controleren, indien nodig
vervangen.
Instelwaarde verlagen of vervangen
Ontstekingselektrode vervangen.
Vervangen.
Isolatie bij ionisatie-elektrodes defect.
Elektrode vervangen.
Resten gasdichtheidsspray laten opdrogen.
Keramiek van de elektrode mag buiten de
houder geen contact maken met metaal.
Nieuwe elektrode inbouwen.