12
Parkeerrem afstellen
Geen onderdelen vereist
Procedure
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld.
1. Stel de remhendel vrij (hendel omlaag).
2. Meet de lengte van de veer.
De lengte tussen de ringen moet 70 mm zijn
(Figuur 32).
Figuur 32
1. Remhendel
2. Veer, 70 mm
3. Stelmoeren
4. Kraag op remstang
3. Als de lengte moet worden afgesteld, draait u de
contramoer onder de veer los en draait u de moer
direct onder de gaffel aan (Figuur 32). Draai de moer
totdat de lengte correct is. Draai de twee moeren
samen vast en herhaal deze procedure aan de andere
kant van de machine.
4. Draai de moeren naar rechts om de veer korter te
maken en naar links om de veer langer te maken.
5. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog.
6. Meet de afstand tussen de draaitaprol en de kraag
op de remstang.
De afstand moet 5-7 mm bedragen (Figuur 32).
7. Als afstelling nodig is, draait u de contramoer direct
onder de gaffel los. Draai aan de onderste stang
totdat de afstand correct is (Figuur 32). Draai de
contramoer bij de gaffel vast.
5. 5–7 mm
6. Contramoer en gaffel
7. Draaitap rol
13
Bandenspanning controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
Opmerking: Pas de bandenspanning aan op het extra
gewicht.
Controleer de bandenspanning in de voorste
zwenkwielen en achterwielen en pas deze indien nodig
aan (Figuur 33).
Druk: Achterbanden: 138 kPa
Voorste zwenkwielen 25 psi (172 kPa)
17
Figuur 33