Herwikkelbare onderwatermotoren
5 Motor in bedrijf stellen
5.5
Elektrische aansluiting motor
GEVAAR
Energievoorziening
door een generator
zekering en
motorbeveiliging
22
Na elke nieuwe installatie of onderhoudswerkzaamheden aan het motor-pompsysteem moet een weerstandsmeting op de
aardleiding worden uitgevoerd.
Deze meting moet worden uitgevoerd overeenkomstig de geldende voorschriften en met geschikte meetapparatuur.
Levensgevaar door elektrische schok!
Zorg er vóór het uitvoeren van de elektrische aansluiting van de motor voor dat geen enkel
onderdeel van de installatie onder spanning staat en dat niemand tijdens de
werkzaamheden onbedoeld de spanning weer kan inschakelen.
Door automatische herstart (Solar)
De installatie kan automatisch herstarten - er dienen gepaste veiligheidsmaatregelen
getroffen te worden.
Dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade door de omvormer!
Zolang de voedende omvormer niet is uitgeschakeld of het tussencircuit van de omvormer
niet ontladen is, kan ook bij stilstaande rotors elektrische spanning bij de uiteinden van de
motorkabels alsmede bij de omvormer- en filterklemmen aanwezig zijn.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden "spanningsloosheid" controleren bij alle uiteinden
van de motorkabels, evenals bij de omvormer- en filterklemmen.
Neem de specificaties op het typeplaatje op de motor in acht en voer aan de hand daarvan de
elektrische installatie uit. De aansluitvoorbeelden in dit hoofdstuk hebben alleen betrekking op de
motor zelf en vormen geen aanbeveling voor de voorgeschakelde besturingselementen.
Alle handelingen in de voorgaande hoofdstukken moeten correct zijn uitgevoerd.
Opmerking
Wij raden u dringend aan om de fabrikant van de generator te raadplegen over de uitvoering van
de installatie.
De spanningstolerantie, 50Hz: -10 % tot +6 % / 60/100/120Hz: ± 10%, (bij de motorklemmen) en
afwijking van een motorstroom van de gemiddelde waarde van alle drie de stromen mag de 5%
niet overschrijden.
Bij het kiezen van de generator moet rekening worden gehouden met het startgedrag van de
motor, dat wil zeggen een startstroom met een gemiddelde cos φ van 0,5.
De generator moet voldoende continu vermogen hebben.
De spanning moet bij het starten minimaal 55% van de nominale spanning bedragen.
Neem te allen tijde de juiste in/-uitschakelvolgorde in acht:
-
schakel eerst de generator in, dan de motor;
-
schakel eerst de motor uit, dan de generator.
U = bruin
V = grijs (blauw)
W = zwart
Afbeelding 5-10: zekering en
motorbeveiliging
Zorg voor een externe netschakelaar (1) om
de installatie spanningsvrij te kunnen
schakelen.
Zorg ter plaatse voor zekeringen (2) voor
elke afzonderlijke fase.
Installeer een motorveiligheidsschakelaar (3)
(zie aansluitvarianten).
Installeer een noodstopvoorziening voor
zover deze voor de betreffende toepassing
noodzakelijk is.
Aard de motor (4).
(Externe aarding bij alle motoren mogelijk.)