1. Markeer een zaaglijn op het werkstuk en lijn de geleiderail precies met deze zaaglijn uit.
2. Bevestig de geleiderail met klemmen op het werkstuk.
3. Stel de keuzeschakelaar op de gemarkeerde zaagfunctie in. Stel de snelheid van de
invalzaag op 6 in.
4. Plaats de invalzaag op het achteruiteinde van de geleiderail.
5. Schakel de invalzaag in en duw de zaag naar omlaag. Snijd de splinterbeschermer over de
gehele lengte constant af. De rand van de splinterbeschermer past nu exact met de
zaagrand.
INVALZAGEN MET DE GELEIDERAIL
1. Houd de invalzaag met beide handen aan de handgrepen (3 en 12) vast.
2. Schakel de invalzaag in en wacht totdat het op volle snelheid draait.
3. Duw de zaag langzaam omlaag en leidt de zaag naar de invalpositie.
Opmerking: De zaagbreedtetekens (15) aan de kant van de beschermkap tonen de voorste
en achterste zaagpunten van het zaagblad bij maximale zaagdiepte bij gebruik van de
geleiderail en een diameter van het zaagblad van 165 mm..
PARALLELAANSLAG EN/OF TAFELUITBREIDING
Voor zaagbreedtes tot 180 mm kan een parallelaanslag worden gebruikt. De parallel-
aanslag kan ook als tafeluitbreiding worden gebruikt.
1. Schuif de parallelaanslag in de betreffende geleiders aan de voorzijde en achterzijde van
de bodemplaat.
2. Meet de gewenste afstand af en zet de parallelaanslag met de klemschroeven (22) vast.
ZAAGBLADEN
Geschikte zaagbladen zijn voor de invalzaag nodig om verschillende materialen snel en
zuiver te zagen.
Zaagbladen met weinig tanden (ca. 12-18 tanden) zijn geschikt voor langs-zaagsneden. Voor
dwars-zaagsneden zijn zaagbladen met ten minste 32 tanden geschikt; beter zijn zaagbladen
met 48 tanden.
Voor het zagen van andere materialen zoals aluminium zijn speciale bladen nodig.
REINIGING EN ONDERHOUD
24