Luchtleiding
Luchtleiding
Luchtleiding
Modellen voorzien
voorzien van
van een
Modellen
Modellen
voorzien
van
er zit al een luchtleiding tussen de compressor en de
luchtinlaat van de pomp.
Als
Als
Als u u u uw
uw eigen
uw
eigen compressor
eigen
compressor gebruikt:
compressor
sluit een geaarde, soepele luchtslang aan van de
compressor naar de 3/8 npt(f) luchtinlaat van de
pomp.
Als u u u al al al beschikbare
beschikbare perslucht
perslucht gebruikt:
Als
Als
beschikbare
perslucht
1. Breng een luchtfilter-/regelaar (H) aan. De
vloeistofdruk aan de uitlaat is hetzelfde als de
ingestelde luchtdruk van de luchtregelaar. Het
filter verwijdert schadelijk vuil en vocht uit de
aangevoerde perslucht.
2. Plaats een zelfontlastend hoofdluchtventiel (G)
dicht bij de pomp en gebruik die om opgesloten
lucht te laten ontsnappen. Zorg ervoor dat het
ventiel gemakkelijk te bereiken is vanaf de pomp
en dat hij zich achter de regelaar bevindt.
Gevangen lucht kan ervoor zorgen dat de
pomp onverwachts gaat draaien. Dit kan
leiden tot ernstige letsels door opspattingen.
3. Installeer een tweede hoofdluchtventiel (J) vóór
alle accessoires aan de luchtleiding. Dit is nuttig
om de accessoires te kunnen isoleren tijdens
reinigings- en reparatiewerkzaamheden.
4. Monteer tussen de accessoires en de 3/8 npt(f)
luchtinlaat van de pomp een geaarde, soepele
luchtslang (F).
3A3660Y
een compressor:
compressor:
een
compressor:
gebruikt:
gebruikt:
gebruikt:
gebruikt:
Vloeistoftoevoerleiding
Vloeistoftoevoerleiding
Vloeistoftoevoerleiding
1. Sluit de geaarde, flexibele vloeistofslang (K) aan
op de vloeistofinlaatpoort. De poort heeft bij
pompen met een vloeistofsectie van aluminium,
Hastelloy of roestvast staal de aansluitmaat
1 inch npt(f) of 1 inch bspt. Bij pompen met een
vloeistofsectie van polypropyleen, geleidend
polypropyleen of PVDF is dat een verhoogde
ANSI/DIN-flens 1 inch.
2. Als de inlaatvloeistofdruk naar de pomp hoger is
dan 25% van de uitgaande werkdruk, komen de
kogels van de keerkleppen niet snel genoeg op
de zittingen, wat een inefficiënte werking van de
pomp tot gevolg heeft. Bovenmatige druk op de
vloeistof bij de inlaat vermindert de levensduur
van het membraan ook. Een vloeistofinlaatdruk
van ongeveer 0,02-0,03 MPa (0,21-0,34 bar,
3-5 psi) moet voldoende zijn voor de meeste
materialen.
3. Voor informatie over de maximale zuighoogte (nat
en droog), zie
Technische gegevens, page
Om het beste resultaat te verkrijgen, moet u de
pomp altijd zo dicht mogelijk bij de materiaalbron
installeren. Beperk de zuigvereisten tot een
minimum voor maximale pompprestaties.
Vloeistofuitlaatleiding
Vloeistofuitlaatleiding
Vloeistofuitlaatleiding
1. Sluit een geaarde, soepele vloeistofslang (N)
aan op de vloeistofuitlaatpoort. De poort heeft bij
pompen met een vloeistofsectie van aluminium,
Hastelloy of roestvast staal de aansluitmaat
1 inch npt(f) of 1 inch bspt. Bij pompen met een
vloeistofsectie van polypropyleen, geleidend
polypropyleen of PVDF is dat een verhoogde
ANSI/DIN-flens 1 inch.
2. Plaats een vloeistofaftapventiel (L) dicht bij de
vloeistofuitlaat.
3. Installeer een afsluitventiel (M) in de
vloeistofuitlaatleiding.
Installatie
67.
15