Thermisch uitschakelsysteem in ventilatormotor
• Als de ventilatormotor oververhit raakt, gaat het thermische
uitschakelsysteem af en springt de zekering "F1", waardoor
het
apparaat
uitschakelt
bedradingsschema).
1. Neem eerst de oorzaak van de fout weg;
2. Vervang zekering "F1" door een andere van hetzelfde
type;
Ga als volgt te werk om de zekering te vervangen:
– open het bedieningspaneel;
– schroef de kap los;
– vervang de gesprongen zekering door een andere
van hetzelfde type.
Het juiste type staat aangegeven op het plaatje van
de zekering.
3. Stel het thermische uitschakelsysteem terug.
LET OP:
Het terugstellen van het thermische uitschakel-
systeem mag uitsluitend door gekwalificeerde
technici worden gedaan.
E.7
Gasaansluiting (voor gasmodellen)
E.7.1
Algemene informatie
PAS OP
Zorg ervoor dat het apparaat geschikt is
voor de gasvoeding waarop het wordt
aangesloten.
geschikt is voor de gasvoeding, voer dan
een conversie uit volgens de instructies in
paragraaf E.7.4 Aanpassing aan een
andere gassoort.
Verzeker u ervan dat het apparaat
geschikt is voor de beschikbare gassoort.
Raadpleeg het typeplaatje.
Houd u aan alle voorschriften van de
plaatselijke gasleverancier! Een onjuiste
aansluiting
veroorzaken.
• Gasovens zijn niet geschikt voor gebruik in vaartuigen.
• De fitting van de gasaansluiting is geel van kleur.
• Raadpleeg het gasbedrijf alvorens over te gaan tot de
installatie, om te kijken of het geleverde vermogen over-
eenstemt met het geschatte verbruik.
• Alvorens het apparaat aan te sluiten op de gasleidingen,
moet de kunststof bescherming van de gasaansluiting van
het apparaat worden verwijderd.
• Bovenstrooms van het apparaat moet een gasafsluitkraan
met snelkoppeling worden aangebracht op een gemakkelijk
te bereiken plaats.
• Als het apparaat eenmaal is geïnstalleerd, moet getest
worden op gaslekken bij de aansluitpunten met behulp van
een oplossing van zeep in water.
• Breng geen wijzigingen aan in de luchtvoorziening die
nodig is voor verbranding.
• Na aansluiting op een andere gasvoeding, moet de
werkingstest worden uitgevoerd die is beschreven in
paragraaf E.7.12 Voordat de installatiehandelingen worden
voltooid.
• Alleen voor het VK: als het apparaat werkt met LPG, wordt
de toevoeging van een OPSO (Over Pressure Shut-off)-
klep stroomopwaarts van het apparaat aanbevolen.
E.7.2
Nominaal thermisch vermogen
Raadpleeg D.1 Technische gegevens – Gasmodellen voor
details over het nominale thermische vermogen.
Het nominale thermische vermogen wordt bepaald door de
gasinlaatdruk en de diameter van de sproeiers van de brander.
30
(zie
elektrische-
Als
het
apparaat
kan
brandwonden
Het nominale thermische vermogen moet altijd getest worden
door een erkend installateur of de plaatselijke gasleverancier
wanneer een nieuw apparaat wordt geïnstalleerd, bij conver-
sie van een bestaand apparaat naar een andere gasvoeding of
bij onderhoud aan het apparaat.
BELANGRIJK
Pas het nominale thermische vermogen na deze
controle niet nogmaals aan.
E.7.3
Testen van de gasinlaatdruk
De inlaatdruk wordt stroomopwaarts van het gascontroleven-
tiel gemeten, terwijl het apparaat werkt (na eventuele
aanpassing i. g. v. andere gasvoeding); gebruik hierbij een
manometer met een resolutie van minimaal 0,1 mbar.
Om de gasinlaatdruk te meten gaat u als volgt te werk:
1. Open het bedieningspaneel;
2. Verwijder de verzegelde bout "C" van het drukpunt;
3. Sluit de manometerleiding "M" aan;
4. Controleer dat de drukaflezing overeenkomt met de
waarden die in onderstaande tabel worden getoond:
SOORT GAS
methaangas
G20
LPG (G30/G31)
Australië
niet
SOORT GAS
Aardgas
L.P.G.
Als de inlaatdruk niet overeenkomt met bovenstaande
waarden, dan werkt het apparaat niet.
Als dat het geval is, moet u onmiddellijk contact opnemen
met uw plaatselijke gasleverancier.
5. Onderbreek de bereidingscyclus na het meten van de
inlaatdruk en draai de gasafsluitkraan dicht;
6. Koppel de manometer "M" los;
7. Draai de verzegelde bout "C" weer vast;
8. Maak het apparaat dicht.
E.7.4
Aanpassing aan een andere gassoort
BELANGRIJK
Het apparaat is in de fabriek ingesteld op de
gassoort die is aangegeven op de zelfklevende
etiketten die op het apparaat en op de verpakking
zijn aangebracht.
Om het apparaat aan te passen aan een andere
gasvoeding, moeten onderstaande instructies
nauwlettend gevolgd worden, en moeten de sproei-
ers gebruikt worden uit de zak die met de oven
wordt meegeleverd.
DRUK (mbar)
Nominaal
Minimum
Maximum
20
17
28 – 30/37
20 – 25
DRUK (mbar)
Nominaal
Minimum
Maximum
-
1
-
2,75
0
1 5
0
0
M
1 0
2 0
0
5 0
2 5
0
r
b a
C
25
35 – 45
-
-