Bediening
Drukontlastingsprocedure
Volg altijd de Drukontlastingsprocedure
als u dit symbool ziet.
Deze apparatuur blijft onder druk staan tot de
druk handmatig wordt ontlast. Volg de
Drukontlastingsprocedure wanneer u stopt met
pompen en voordat u het apparaat schoonmaakt,
controleert of onderhoudt, om ernstig letsel te
voorkomen door vloeistof onder druk, zoals spatten
in de ogen of op de huid.
1. Draai de luchttoevoer naar de pomp dicht.
2. Open het doseerventiel, indien gebruikt.
3. Open het vloeistofafvoerventiel (F) om de
vloeistofdruk te ontlasten. Houd een opvangbak
gereed om het uitstromende materiaal op te
vangen.
De pomp spoelen vóór het
eerste gebruik
De pomp is getest met water. Als het water de vloeistof
dat u gaat verpompen zou kunnen vervuilen, spoel dan
de pomp grondig met een geschikt oplosmiddel. Zie
Doorspoelen en opslag, pagina 14.
De pomp starten en aanpassen
1. Zorg ervoor dat de pomp goed geaard is. Zie
Aarding van het systeem op pagina 10.
2. Controleer de aansluitingen om zeker te zijn dat ze
goed vastzitten. Gebruik een geschikte vloeibare
pakking voor alle mannelijke draad. Draai de
vloeistofinlaat- en uitlaatkoppelingen goed vast.
3. Plaats de aanzuigbuis (indien gebruikt) in de te
pompen vloeistof.
332171L
OPMERKING: als de vloeistofinlaatdruk naar de pomp
meer is dan 25% van de uitgaande werkdruk, zullen de
kogels niet snel genoeg op de zittingen komen, wat de
pompwerking inefficiënt maakt.
KENNISGEVING
Buitensporige vloeistofinlaatdruk kan de levensduur
van het membraan beperken.
4. Plaats het uiteinde van de vloeistofslang in een
geschikte opvangbak.
5. Sluit het vloeistofaftapventiel (F).
6. Draai de knop van de luchtregelaar (C) naar buiten en
draai alle zelfontlastende luchtkranen (B, D) open.
7. Als de vloeistofslang een doseerventiel heeft, houdt
u deze open.
8. Voer langzaam de luchtdruk op met de
luchtregelaar tot de pomp begint te lopen. Laat
de pomp langzaam lopen totdat alle lucht uit de
leidingen geperst is en de pomp gevuld is.
OPMERKING: gebruik een zo laag mogelijke druk om
te vullen, net genoeg om de pomp te laten lopen. Als de
pomp niet volgens verwachting vult, draai dan de
luchtdruk OMLAAG.
9. Laat bij het doorspoelen de pomp lang genoeg lopen
om de pomp en de slangen grondig te reinigen.
10. Sluit de zelfontlastende luchtkraan (B).
De pomp uitschakelen
Volg, aan het einde van de werkdag, en voordat u het
systeem nakijkt, bijstelt, reinigt of herstelt, de
Drukontlastingsprocedure, op pagina 13.
Bediening
13