Vloeistofinlaat- en uitlaatpoorten
OPMERKING: verwijder de middelste spruitstukken
om de richting van de inlaat- of uitlaatpoort(en) te
veranderen. Volg Aandraai-instructies op pagina 15.
Aluminium (3300A)
De vloeistofinlaat- en uitlaatspruitstukken hebben elk
een ANSI/DIN-middenflens van 7,62 cm (3 inch) met
7,62 cm (3 inch)-8 npt of 7,62 cm (3inch)-11 bspt
binnenschroefdraad.
Polypropyleen (3300P)
De vloeistofinlaat- en uitlaatspruitstukken hebben elk
een ANSI/DIN-middenflens met opstaande rand van
7,62 cm (3 inch).
KENNISGEVING
Gebruik een gelijkmatig en tegenovergesteld
aandraaimoment voor de aansluiting met de flens
van het polypropyleen spruitstuk. Buitensporige,
ongelijkmatige kracht kan de flens beschadigen.
Roestvrij staal (3300S)
De vloeistofinlaat- en uitlaatspruitstukken hebben poorten
van 7,62 cm (3 inch)-8 npt of 7,62 cm (3 inch)-11 bspt.
Luchtleiding
1. Installeer een luchtregelaar (C) en manometer om
de vloeistofdruk te regelen. De vloeistofdruk aan de
uitlaat is dezelfde als de ingestelde luchtdruk van de
luchtregelaar.
2. Plaats een zelfontlastende luchtkraan (B) dicht bij
de pomp en gebruik hem om opgesloten lucht te
laten ontsnappen. Zorg ervoor dat het ventiel
gemakkelijk te bereiken is vanaf de pomp en dat hij
zich achter de regelaar bevindt.
Gevangen lucht kan ervoor zorgen dat de pomp
onverwachts draait, wat kan leiden tot ernstig letsel
door spatten.
3. Installeer een tweede luchtventiel (E) vóór alle
luchtleidingaccessoires en gebruik deze om de
accessoires af te schermen tijdens reinigings- en
reparatiewerkzaamheden.
4. Een filter in de luchtleiding (C) verwijdert schadelijk
vuil en vocht uit de aangevoerde perslucht.
332171L
5. Monteer tussen de accessoires en de 3/4 npt(f)
luchtinlaat van de pomp een geaarde, soepele
luchtslang (A).
Installatie
11